Een 67-jarige mannelijke poliklinische patiënt met quiescent coronaire ziekte en behandelde systolische hypertensie (zie figuur 1). Dominant sinusritme met ectopische atriale slagen (AEB), niet altijd prematuur, aangeduid door abnormale P-golven in telnummers 2, 4, 6, 8, 10 en 11. De enkele ‘ritmestrook’ van afleiding V1 vertoont geen overeenkomstige P-golfveranderingen (behalve in tel 11), maar P V1 verandert op grove wijze in de laatste twee tellen, die vermoedelijk van sinusoorsprong zijn (P in V6 lijkt op P in afleiding I). Interatriaal blok (IAB: brede, bifide P-golven) in afleiding I, L en V4-V6) komt overeen met P-terminale kracht (Ptf), wat wijst op linkeratriumvergroting in V1 en V2: een bifasische (+-) P met zijn terminale negativiteit (-gebied) gelijk aan of groter dan één vierkante millimeter. P-pulmonale in afleiding II (P met één piek, hoogte meer dan 2,5 mm), weerspiegeld in afleiding III, maar op een of andere manier verloren gegaan in slag 2 van aVF, waardoor de vraag rijst of die slag ectopisch is (net als de voorafgaande en volgende P-golven), aangezien de laatste P in aVF (waar hij samenkomt met afleiding V3) een P-pulmonale is. Er is ook een linkse deviatie (tot -30 graden) van de QRS-as en linkerventrikelhypertrofie (LVH) volgens twee sets spanningscriteria: Cornell (S V3 + R aVL over 28mm) en Sokolov-Lyon (R V6 + S V1 over 35mm) met rek (asymmetrisch geïnverteerde T-golven) in afleidingen met dominante (hier, zuivere) R-golven. Normale septale q-golven (sq), die soms ontbreken in linkerventrikelhypertrofie (LVH), worden gezien in afleidingen I en V6, hun gebruikelijke locaties.