Aangepaste gedragsanalyse heeft zo’n goede staat van dienst als het gaat om het aanmoedigen van gepast gedrag en het uitroeien van ongepast gedrag bij kinderen met autisme en andere stoornissen, dat het nu vaak wordt gebruikt om voedingsproblemen bij diezelfde kinderen aan te pakken.
Geschat wordt dat tot 90 procent van de kinderen met autisme voedingsproblemen hebben, dus het toepassen van ABA-technieken om voedingsstoornissen aan te pakken was een natuurlijke evolutie voor ABA-therapie.
Een kind met een voedingsstoornis is veel meer dan alleen een kieskeurige eter. Kinderen worden alleen gediagnosticeerd als kinderen met een eetstoornis als ze niet genoeg vaste en vloeibare voeding consumeren om de groei en gezonde ontwikkeling te ondersteunen. Hoewel naar schatting tussen de 25 en 35 procent van alle zuigelingen en peuters op enig moment moeite heeft met eten, wordt de diagnose van een pediatrische voedingsstoornis alleen gesteld als de stoornis van het kind ernstig en aanhoudend blijkt te zijn en de normale ontwikkeling en lichamelijke groei belemmert.
Pediatrische voedingsstoornissen kunnen leiden tot groeistoornissen, een grotere vatbaarheid voor chronische ziekten en zelfs de dood.
Enkele van de onderliggende lichamelijke aandoeningen die tot voedingsproblemen leiden, zijn onder meer:
- Short gut syndrome
- Defecten van het gehemelte
- Gastro-intestinale stoornissen
- Failure to thrive
- Oral motor dysphagia
- Dysphagie (moeite met slikken)
- Dysfunctioneel slikken
Voedingsstoornissen komen vaker voor bij kinderen met een lichamelijke handicap, mentale achterstand, medische ziekten, prematuriteit, en een laag geboortegewicht. Hoewel onderliggende aandoeningen de meeste voedingsstoornissen veroorzaken, kunnen ze ook voorkomen bij kinderen die verder gezond zijn.
Voedingsstoornissen bij zuigelingen en kinderen kunnen het gevolg zijn van moeilijkheden met eten of drinken als gevolg van vaardigheidstekorten en/of medische problemen die samenhangen met deze onderliggende aandoeningen, of gewoon als gevolg van het selectief weigeren van voedsel en vloeistoffen. Hoewel dit soort weigering vaak geworteld is in biologische problemen, is het uiteindelijk een gedrag, waardoor het vierkant in het domein van de toegepaste gedragsanalyse ligt.
Het verband tussen Autisme Spectrum Stoornissen en Pediatrische Voedingsstoornissen
Kinderen met autisme weigeren vaak voedsel of accepteren slechts een zeer smalle variëteit van voedsel:
- Weigeren om iets anders te eten dan zeer specifieke voedingsmiddelen die onvoldoende voeding bevatten (bijv, alleen macaroni met kaas)
- Alle voedingsmiddelen weigeren die niet aan zeer specifieke criteria voldoen (bijv. voedingsmiddelen die wit van kleur zijn, zoals brood en pasta)
- Voedingsmiddelen weigeren die niet op een zeer specifieke manier worden gepresenteerd (bijv. een boterham moet in perfecte vierkantjes worden gesneden)
- Hele voedselgroepen weigeren (bijv, fruit, groenten, eiwitten)
Deze voedingsproblemen kunnen leiden tot voedingstekorten en ondervoeding.
Enkele gedragingen die veel voorkomen bij kinderen met autismespectrumstoornissen zijn:
- Alleen gepureerd voedsel eten
- Weigeren om voedsel af te bijten
- Alleen vinger voedsel eten (wil geen keukengerei gebruiken)
- Alleen eten wanneer gevoed door een volwassene
- Storend gedrag tijdens de maaltijd dat het gezin beïnvloedt (voedsel uitspugen, gooien met voedsel, driftbuien)
Kinderen met autisme hebben vaak andere biologische factoren die voedselweigering of selectiviteit verergeren, zoals reflux, allergieën, constipatie/diarree, en problemen met de mondmotoriek.
Diagnosticeren van pediatrische voedingsstoornissen
Eén van de manieren waarop pediatrische voedingsstoornissen worden gediagnosticeerd, is door de impact ervan op het functioneren te beoordelen. Sommige kinderen met voedingsstoornissen lopen het risico op aspiratie, ondervoeding, ziekenhuisopnames en invasieve medische ingrepen, zoals het inbrengen van een nasogastrische of gastrostomiebuis voor het toedienen van de juiste voeding.
Pediatrische voedingsstoornissen kunnen ook worden beoordeeld aan de hand van hoe ze het sociale, emotionele en educatieve functioneren en de ontwikkeling van het kind beïnvloeden.
Terwijl sommige artsen alleen kinderen met eetstoornissen diagnosticeren als ze onvoldoende aankomen, kunnen anderen een andere definitie van een eetstoornis volgen en een diagnose stellen als ze voedsel of voedselcategorieën afwijzen als gevolg van emotionele of gedragsproblemen.
Het gebruik van toegepaste gedragsanalyse bij de behandeling van pediatrische voedingsstoornissen bij kinderen met autisme
Toegepaste gedragsanalisten werken om uit te zoeken wat de oorzaak is van probleemgedrag tijdens het eten. Een functionele beoordeling is noodzakelijk voordat toegepaste gedragsanalisten gedragsveranderingsprogramma’s aanbevelen of ontwikkelen. Het omvat het bepalen van de behoeften en toestemming van een cliënt, omgevingsparameters, en andere contextuele variabelen.
Aangepaste gedragsanalisten identificeren eventuele positieve of negatieve bekrachtigingen die het gedrag van het kind vormgeven. Bijvoorbeeld, als een kind het voedsel weigert en een driftbui krijgt, kan het gedrag negatief worden bekrachtigd als de ouder of verzorger het ongewenste voedsel weghaalt of de maaltijd afbreekt. Aan de andere kant, als de ouder of verzorger van het kind een voorkeursmaaltijd geeft in plaats van het ongewenste voedsel, wordt het gedrag positief versterkt.
Aangepaste gedragsanalisten identificeren of het negatieve gedrag (bijv. het gooien van een driftbui wanneer een ongewenst voedsel wordt gepresenteerd) onbedoeld is beloond (bijv. de ouder die het ongewenste voedsel van het bord van het kind verwijdert). Het doel van ABA is om positief gedrag te belonen en aan te moedigen, klein te beginnen en op te bouwen, en tegelijkertijd te werken aan het elimineren van negatief gedrag.
Als de functionele beoordeling is voltooid, ontwikkelt de toegepaste gedragsanalist het Gedragsinterventieplan, dat omvat:
- Aanpassen van het antecedent
- Een nieuw gedrag aanleren
- Herplaatsen van het probleemgedrag
- Een nieuwe vaardigheid aanleren
- Aanpassen van consequenties
- Hersterken van het nieuwe gedrag
Het Gedragsinterventieplan maakt gebruik van de basistechnieken van ABA: antecedent (wat gebeurt er vlak voordat het gedrag optreedt), gedrag (het gedrag zelf), gevolg (het gevolg van het gedrag) – bekend als de ABC’s van ABA. Bijvoorbeeld, het kind neemt een hap van het gewenste voedsel, het kind eet de hap, en het kind ontvangt de positieve bekrachtiging.
Enkele van de meest gebruikte ABA interventies voor kinderen met autisme en eetstoornissen zijn:
- Positieve bekrachtiging: De toegepaste gedragsanalist geeft het kind een beloning (voedsel, speelgoed, lof, enz.) elke keer dat het kind zich bezighoudt met het gewenste eetgedrag.
- Ontsnappingsuitdoving: Dit houdt in het niet toestaan van een ontsnapping aan, of het vermijden van, het gepaste eetgedrag. Een voorbeeld hiervan is het plaatsen van de lepel voor de mond van het kind totdat de hap is geaccepteerd, waardoor het kind niet kan ontsnappen of de hap kan vermijden.
- Differentiële positieve bekrachtiging: Houdt in dat het kind toegang krijgt tot kleine hapjes van het door het kind gewenste voedsel wanneer hij kleine hapjes van ander voedsel accepteert of doorslikt. Het gewenste voedsel van het kind wordt gebruikt als een positieve bekrachtiger, alleen of in combinatie met sociale lof. Naarmate de consumptie van het niet-begeerde voedsel door het kind toeneemt, wordt de verhouding tussen het gewenste en het niet-begeerde voedsel geleidelijk veranderd. Het kind moet bijvoorbeeld twee hapjes van het niet geprefereerde voedsel nemen om een hapje van het geprefereerde voedsel te krijgen.
- Niet-contingente positieve bekrachtiging: Hierbij wordt gedurende de hele maaltijd voortdurend een voorkeursstimulans gegeven (bijv. een klein speeltje of een activiteit). Een voorbeeld van een dergelijke behandeling is het aanbieden van een video aan het kind tijdens de maaltijd.
- Gelijktijdige presentatie: Dit houdt in dat een minder geprefereerd voedingsmiddel op hetzelfde moment wordt gepresenteerd als een meer geprefereerd voedingsmiddel. De voedingsmiddelen kunnen samen worden gepresenteerd of door elkaar worden gemengd, of het niet-voorkeursvoedsel kan zich binnenin het voorkeursvoedsel bevinden of dit bedekken.
- Stimulusvervaging: Dit houdt in dat de verhouding of concentratie van het gepaarde geprefereerde en niet-geprefereerde voedsel of vloeistof geleidelijk verandert. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat eerst een verhouding van het gewenste voedsel (90%) tot het ongewenste voedsel (10%) wordt gepresenteerd. Het fading protocol zou inhouden dat het gewenste voedsel geleidelijk wordt verminderd en de verhouding ongewenst voedsel wordt verhoogd.
Aanvullende bronnen voor informatie over de behandeling van voedingsstoornissen met ABA
Er zijn een verscheidenheid van bronnen die ABA therapieën voor kinderen met autismespectrumstoornissen en voedingsstoornissen behandelen:
- Association for Behavior Analysis International, “Treatment of Selective and Inadequate Food Intake in Children: A Review and Practical Guide”
- Journal of Applied Behavior Analysis, “Recent Studies on Feeding Problems in Children with Autism”
De Association for Applied Behavior Analysis International heeft een speciale interessegroep voor toegepaste gedragsanalisten die werken in pediatrische voedingsstoornissen.
Back to Top