Simone Veil, een sleutelfiguur in de legalisering van abortus in 1975
Passerelle Marie-Claire, ter herinnering aan een proces uit 1972 dat eindigde met de vrijspraak van een “aborteur” en dat uiteindelijk leidde tot de wet van 1975 die de procedure legaliseerde
In de Middeleeuwen werd abortus door de katholieke kerkleer als een hoofdzonde beschouwd. Tijdens de Franse revolutie werd abortus gelegaliseerd, maar in Frankrijk opnieuw gecriminaliseerd met de invoering van het Napoleontisch Wetboek van 1810, dat eenieder die een abortus liet uitvoeren, bestrafte met gevangenisstraf. In 1939 werd het wetboek van strafrecht gewijzigd om abortus toe te staan als daarmee het leven van de zwangere vrouw kon worden gered. Tijdens de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte het Vichy-regime abortus tot een halsmisdaad. De laatste persoon die wegens abortus werd geëxecuteerd was Marie-Louise Giraud, die op 30 juli 1943 werd geguillotineerd. Na de oorlog werd de doodstraf voor abortus afgeschaft, maar abortus werd nog steeds streng vervolgd.
Het aantal illegale abortussen bleef vrij hoog tijdens de naoorlogse periode, en steeds meer vrouwen begonnen naar het Verenigd Koninkrijk te reizen om abortus te laten uitvoeren nadat het Verenigd Koninkrijk abortus in 1967 had gelegaliseerd. Frankrijk legaliseerde abortus in wet 75-17 van 18 januari 1975, die een vrouw toestond op verzoek een abortus te ondergaan tot de tiende week van de zwangerschap. Na een proefperiode werd wet 75-17 in december 1979 definitief goedgekeurd.
Sinds 1982 wordt een groot deel van de kosten van abortussen gedragen door het Franse socialezekerheidsstelsel.
Frankrijk was het eerste land dat in 1988 het gebruik van RU-486 als abortusmiddel legaliseerde, waarbij het gebruik ervan tot zeven weken zwangerschap onder toezicht van een arts werd toegestaan. Volgens een schatting van de Afdeling Bevolking van de Verenigde Naties werd in 2002 bij 19% van alle Franse abortussen RU-486 gebruikt.