Artikel II van de Filippijnse grondwet van 1987 luidt als volgt: “Artikel 12. De staat erkent de onschendbaarheid van het gezinsleven en beschermt en versterkt het gezin als een autonome sociale basisinstelling. De staat beschermt het leven van de moeder en het leven van de ongeborene vanaf de conceptie.”
De daad is strafbaar gesteld door de Filippijnse wet. De artikelen 256, 258 en 259 van het Herziene Wetboek van Strafrecht van de Filippijnen stellen gevangenisstraffen in het vooruitzicht voor vrouwen die een abortus ondergaan, alsmede voor eenieder die bij de procedure behulpzaam is. Artikel 258 legt bovendien een hogere gevangenisstraf op aan de vrouw of haar ouders indien de abortus wordt uitgevoerd “om oneer te verbergen”.
Er is geen wet in de Filippijnen die uitdrukkelijk abortus toestaat om het leven van de vrouw te redden; en de algemene bepalingen die abortus wel strafbaar stellen, maken geen kwalificaties als het leven van de vrouw in gevaar is. Men zou kunnen aanvoeren dat een abortus om het leven van de moeder te redden zou kunnen worden aangemerkt als een rechtvaardigende omstandigheid (dwang in tegenstelling tot zelfverdediging) die strafvervolging krachtens het Herziene Wetboek van Strafrecht onmogelijk zou maken. Dit moet echter nog worden beoordeeld door het Filippijnse Hooggerechtshof.
Voorstellen om de Filippijnse abortuswetgeving te liberaliseren worden tegengewerkt door de katholieke kerk, en haar oppositie heeft aanzienlijke invloed in het overwegend katholieke land. De grondwettelijkheid van de abortusbeperkingen is echter nog niet aangevochten voor het Filippijnse Hooggerechtshof.
De grondwetsbepaling die “het leven van de moeder en het leven van de ongeborene vanaf de conceptie gelijkelijk zal beschermen” werd opgesteld door de Constitutionele Commissie die het handvest opstelde met de bedoeling grondwettelijke bescherming te bieden voor het abortusverbod, hoewel de vaststelling van een meer definitieve bepaling die het verbod bekrachtigde niet succesvol was. De bepaling wordt opgesomd onder verscheidene beleidslijnen van de staat, die in het algemeen in rechte als niet afdwingbaar worden beschouwd bij ontstentenis van uitvoeringswetgeving. De grondwet van 1987 bevat ook verschillende andere bepalingen waarin verschillende beleidslijnen van de staat worden opgesomd. Of deze bepalingen op zichzelf de bron kunnen zijn van afdwingbare rechten zonder uitvoeringswetgeving, is onderwerp geweest van veel discussie in de juridische sfeer en binnen het Hooggerechtshof.
In een analyse van de Afdeling Bevolking van het Departement van Economische en Sociale Zaken van de Verenigde Naties werd geconcludeerd dat, hoewel het Herziene Wetboek van Strafrecht geen specifieke uitzonderingen op het algemene verbod op abortus vermeldt, op grond van de algemene strafrechtelijke beginselen van noodzakelijkheid, zoals uiteengezet in artikel 11, lid 4, van het Wetboek, een abortus legaal kan worden uitgevoerd om het leven van de zwangere vrouw te redden.