Tijdens zijn leven bouwde Absalom een monument voor zichzelf in de Koningsvallei, want hij zei: “Ik heb geen zoon om mijn naam voort te zetten”. Hij noemde het monument naar zichzelf, en het staat tot op de dag van vandaag bekend als Absalom’s Monument. Zo beschrijft de Bijbel in Samuel 2 (18: 18) een van de episoden uit het onstuimige leven van de opstandige zoon van koning David, Absalom. Traditioneel wordt gedacht dat de Koningsvallei de Kidronvallei is, die langs de Stad van David loopt, tussen de Tempelberg en de Olijfberg.
Het bouwwerk dat lange tijd is geïdentificeerd met Absaloms monument is een oude uit de rotsen gehouwen graftombe met een kegelvormig dak, die zich inderdaad in de Kidronvallei bevindt. Moderne geleerden hebben het bouwwerk echter gedateerd op de eerste eeuw na Christus, en stellen voor dat het in feite de nefesj, of monument, is van een naburige grafkelder. Blijkbaar was het tijdens de Tweede-Tempelperiode de gewoonte voor rijke Jeruzalemieten om naast hun graven massieve monumenten te bouwen.
Toch, zelfs als blijkt dat het niet de originele Absalom’s Pijler is, staat de structuur – net als het nabijgelegen Graf van Zacharia – als een belangrijk oriëntatiepunt in Jeruzalem en een uitstekend voorbeeld van Grieks-geïnspireerde architectuur in het Heilige Land.