Historisch gezien is deze stof het meest bekend vanwege zijn betrokkenheid bij de herkenning van plantpathogenen, met name zijn rol als signaal voor het aantrekken en transformeren van unieke, oncogene bacteriën van het genus Agrobacterium. Het virA-gen op het Ti plasmide van Agrobacterium tumefaciens en het Ri plasmide van Agrobacterium rhizogenes wordt door deze bodembacteriën gebruikt om planten te infecteren, via zijn codering voor een receptor voor acetosyringon en andere fenolische fytochemicaliën die door plantenwonden worden uitgescheiden. Deze verbinding maakt ook een hogere transformatie-efficiëntie in planten mogelijk, zoals aangetoond in A. tumefaciens-gemedieerde transformatieprocedures, en is dus van belang in de plantenbiotechnologie.
Acetosyringon wordt ook aangetroffen in Posidonia oceanica en een grote verscheidenheid van andere planten. Het wordt afgescheiden op gewonde plaatsen van dicotyledonen. Deze verbinding versterkt de Agrobacterium-gemedieerde gentransformatie in tweezaadlobbigen. Bij eenzaadlobbigen ontbreekt deze wondreactie, die wordt beschouwd als de beperkende factor voor Agrobacterium-gemedieerde gentransformatie bij eenzaadlobbigen.
De stof wordt ook geproduceerd door de mannelijke bladluis (Leptoglossus phyllopus) en gebruikt in zijn communicatiesysteem.
In vitro studies tonen aan dat acetosyringone de vorming van mycorrhizae verhoogt bij de schimmel Glomus intraradices.
Een totale synthese van dit eenvoudige natuurlijke product werd uitgevoerd door Crawford et al. in 1956, maar is van beperkt hedendaags synthetisch belang. Er zijn diverse acetosyringon-analogen beschikbaar, waaronder enkele die covalente inactiveringsmiddelen zijn van cellulaire processen waarbij acetosyringon betrokken is.