De Achaeërs (Oudgrieks: Αχαίϝοι, Akhaí(w)oi) zijn de eerste Helleense bevolkingsgroep, gevolgd door de Ioniërs en de Aeoliërs, die Griekenland in het 2e millennium v. Chr. binnenvielen en erin slaagden de voor-Helleense volkeren (door de meesten Pelasgen genoemd) definitief te hegemoniseren. Zij worden ook Argives genoemd, naar de stad Argos, of Danaans, d.w.z. “zonen van Danaus”, dus “westerlingen”, in tegenstelling tot de oostelijke Trojanen.
Pogingen om de Achaeërs uit hun “mythologische” positie te bevrijden en hen dichter bij de historische werkelijkheid van de Myceners te brengen, op basis van archeologische vondsten, zijn tot nu toe niet succesvol geweest. De Homerische gedichten geven een vertekend en fantasievol beeld van de Achaeïsche wereld, zozeer zelfs dat zij geen echte “herinnering” aan die beschaving zijn, maar een soort samensmelting van elementen uit het Myceense verleden (dat noodgedwongen mythisch is geworden) met andere uit de maatschappij van de tijd waarin de dichters leefden (protogeometrisch en geometrisch).
In de Ilias verwijst de naam Achaeër naar de Griekse volkeren die aan de Trojaanse oorlog hebben deelgenomen. Homerus gebruikt Achaeërs en Dananen als synoniemen, terwijl het erop lijkt dat Argives alleen verwijst naar de inboorlingen van de Peloponnesos of het vasteland van Griekenland, maar het is bijna een synoniem, terwijl hij de term Hellenen alleen gebruikt voor de inwoners van Noord-Griekenland. In historische tijden worden de bewoners van Achaia Phthiotida, in Zuid-Thessalië, en Achaia Aegiala, dat overeenkomt met de gelijknamige regio Achaia en een deel van Arcadië, Achaeërs genoemd.
Wat de penetratie van dit volk in het Griekse gebied betreft, wordt algemeen aangenomen dat dit volk van Indo-Europese oorsprong, via de Balkan, de Peloponnesos rond 1500 v.Chr. heeft bezet, samenvallend met het einde van de Minoïsche tijdrekening. De Achaeërs zouden dus de uiteindelijke oorzaak van de Minoïsche capitulatie kunnen zijn. De Achaeïsche invallers werden echter beïnvloed door deze sterke en beschaafde cultuur, en uit de ontmoeting tussen deze twee volkeren ontstond de bloeiende Myceense beschaving. De Achaeërs verspreidden zich naar vele andere delen van de Peloponnesos, naar de eilanden rond Griekenland en naar de rest van het land. Te zeggen dat Achaeërs en Myceners één en hetzelfde zijn, is duidelijk onjuist.
De rol van de Achaeërs op het politieke schaakbord van het oostelijk Middellandse-Zeegebied was zeker van fundamenteel belang. Zij worden vermeld in Hettitische documenten, waar zij Ahhiyawa worden genoemd, en Egyptische (Ekwesh) documenten uit de tweede helft van het 2e millennium v. Chr. Rond 1450 v. Chr. slaagde de Achaeïsche macht erin, door middel van militaire expedities en piratenuitbuitingen, de Minoïsche beschaving op Kreta ten val te brengen. Bovendien breidden de Achaeërs zich uit naar de zuidelijke Cycladen, Rhodos, Cyprus en de kust van Klein-Azië. In de 13e eeuw v. Chr. trokken zij naar de Zwarte Zee met een militaire expeditie tegen de stad Troje.
Het proces van Myceens verval schijnt te zijn begonnen met de Trojaanse oorlog in 1200 v. Chr. De Dorische invasie, een eeuw of wat later, zou de genadeslag zijn.