Abstract
Dit werk bespreekt een ionosferische activiteitsindicator die nuttig is voor het identificeren van verstoorde periodes die de prestaties van Global Navigation Satellite System (GNSS) beïnvloeden. Deze index is gebaseerd op de Along Arc TEC Rate (AATR) en kan gemakkelijk berekend worden uit GNSS-metingen met dubbele frequentie. De AATR-indicator is beoordeeld gedurende meer dan een zonnecyclus (2002-2017), waarbij ongeveer 140 ontvangers over de hele wereld zijn betrokken. Uit de resultaten blijkt dat de AATR-indicator goed gecorreleerd is met de activiteit in de ionosfeer en, in tegenstelling tot andere globale indicatoren die verband houden met de geomagnetische activiteit (d.w.z. DST of Ap), gevoelig is voor het regionale gedrag van de ionosfeer en specifieke effecten op GNSS-gebruikers identificeert. Bovendien volgt uit een toegewijde analyse van verschillende prestaties van het Satellite Based Augmentation System (SBAS) in verschillende ionosferische omstandigheden dat de AATR-indicator een zeer geschikt middel is om aan te tonen of anomalieën in de beschikbaarheid van SBAS-diensten verband houden met de ionosfeer. Daarom is de AATR-indicator gekozen als metriek om de operationele omstandigheden in de ionosfeer te karakteriseren in het kader van de activiteiten van het Europees Ruimteagentschap met betrekking tot het European Geostationary Navigation Overlay System (EGNOS). De AATR-index is door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) als standaardinstrument aangenomen voor gezamenlijke ionosferische studies in SBAS. In dit werk leggen we uit hoe de AATR wordt berekend, met speciale aandacht voor de detectie van cycle-slip, een van de belangrijkste problemen bij de berekening van de AATR, die niet volledig aan bod komt in andere indicatoren zoals de Rate Of Change of the TEC Index (ROTI). Na deze uitleg presenteren we enkele van de belangrijkste conclusies over de ionosferische activiteit die kunnen worden afgeleid uit de AATR-waarden tijdens de hierboven vermelde langetermijnstudie. Deze conclusies zijn: (a) de verschillende ruimtelijke correlaties met de MODIP (MOdified DIP), die toelaat om hoog-, midden- en laaggelegen gebieden duidelijk te scheiden, (b) de grote ruimtelijke correlatie in middengelegen gebieden, die toelaat om een planetaire index te definiëren, gelijkaardig aan de geomagnetische indexen, (c) de seizoensafhankelijkheid die gerelateerd is aan de lengtegraad en (d) de variatie van de AATR-waarde op verschillende tijdschalen (uurlijks, dagelijks, seizoensgebonden, onder andere) die de meeste van de bekende tijdsafhankelijkheden van de ionosferische gebeurtenissen bevestigt, en tenslotte (e) het verband met de ruimteweersomstandigheden.