Denken in zwart en wit rangschikt de wereld in uitersten: goed en slecht, ja en nee. Deze dualiteit kan ons helpen om de wereld te begrijpen, maar de waarheid is dat de meeste dingen vanuit meerdere perspectieven kunnen worden benaderd, waardoor er grijstinten worden toegevoegd aan antwoorden die anders duidelijk zouden zijn. De neiging om deze alternatieven en ingewikkeldheden over het hoofd te zien, bekend als absolutistisch denken, kan bijdragen aan problematische denkpatronen.
Absolutistisch denken, of denken in termen van totaliteit, wordt gecommuniceerd door woorden als “altijd”, “niets”, of “volledig”, en komt vaak voor in de denkprocessen van personen met de diagnose eetstoornis (ED), en affectieve stoornissen zoals borderline persoonlijkheidsstoornis (BPD) en suïcidale ideatie. Begrijpen hoe mensen die lijden aan affectieve stoornissen denken, en niet alleen wat ze denken, is een aandachtsgebied voor cognitief psychologen. Onderzoek uit het verleden toont aan dat twee aspecten van taal – negatieve emotiewoorden en eerste-persoon voornaamwoord gebruik – geassocieerd zijn met depressie en andere affectieve stoornissen. Hoe mensen over hun ervaringen schrijven, kan echter dienen als een impliciete marker van cognitieve processen.
In een artikel in Clinical Psychological Science leggen onderzoekers Mohammed Al-Mosaiwi en Tom Johnstone uit dat “een verschuiving van de focus naar hoe we denken in plaats van wat we denken, meer inzicht kan geven in mogelijke cognitieve mechanismen die ten grondslag liggen aan affectieve stoornissen.”
In hun artikel presenteren Al-Mosaiwi en Johnstone onderzoek naar absolutistisch denken en het verband met verschillende affectieve stoornissen. Slechts inleidend empirisch werk heeft het verband met andere affectieve stoornissen zoals angst en depressie onderzocht, hoewel het wordt behandeld in cognitieve therapie voor die stoornissen.
Al-Mosaiwi en Johnstone voerden drie studies uit om absolutistisch denken te onderzoeken, waarbij ze een computerprogramma gebruikten om tekstanalyse uit te voeren van 63 internetforums en berichten van meer dan 6.000 deelnemers. De forums maakten observatie van natuurlijk taalgebruik mogelijk, wat de generaliseerbaarheid vergrootte die een gestructureerd antwoordformaat niet zou bieden.
De onderzoekers ontwikkelden absolutistische en niet-absolutistische woordenboeken voor het programma. Het absolutistische woordenboek bevatte woorden als “totaal” en “volledig”, terwijl het niet-absolutistische woordenboek woorden als “eerder” en “enigszins” bevatte. Het programma controleerde op vals-positieven, zoals ontkenning vóór een absolutistisch woord (d.w.z. “niet helemaal”).
In alle drie de studies creëerde het programma een index op basis van het percentage absolutistische woorden dat in de forumgroep werd gebruikt. Om andere factoren uit te sluiten die verband houden met affectieve stoornissen, zoals negatieve emoties en persoonlijke voornaamwoorden die hierboven zijn genoemd, haalde het programma ook berichten door 73 andere vooraf bestaande woordenboeken.
In de eerste studie vergeleken de onderzoekers forumgroepen voor mensen die leden aan angst, depressie en suïcidale ideatie. Om potentiële verwarrende kenmerken aan te pakken, creëerden de onderzoekers “algemene” vergelijkingsgroepen, die forums omvatten om te controleren voor geslacht (ex. Ladies Lounge, Askmen), leeftijd (d.w.z. Studentenkamer voor een jonge groep en Gepensioneerdenforum voor een oude groep), chronische lichamelijke ziekten (astma- en diabetesforums), en kanker (een vorm van ernstige fysieke en psychologische nood). De absolutistische woordinhoud van elk van deze fora varieerde niet, waardoor de onderzoekers deze algemene groepen konden combineren tot één controlegroep.
Groepen voor angst, depressie, en suïcidale ideologie hadden significant hogere absolutistische indices dan de controlegroep. Bovendien was de absolutistische index voor het suïcidale ideologieforum significant hoger dan die voor zowel het angst- als het depressieforum. Door het absolutistische woordenboek te vergelijken met 73 alternatieve woordenboeken en een niet-absolutistisch woordenboek, ontdekten de onderzoekers dat het absolutistische woordenboek de sterkste indicator was voor de angst-, depressie- en suïcidale ideatiegroepen.
De auteurs merken op dat woordenboeken voor “negatieve emotie,” “verdrietig,” “affect,” en “voelen” hogere absolutistische indices rapporteerden in angst en depressie dan in het suïcidale ideatieforum, een paradoxaal resultaat dat niet consistent is met de overtuiging dat mensen met suïcidale ideatie grotere hoeveelheden negatieve emotie hebben.
De tweede studie toonde aan dat absolutistische woorden absolutistisch denken weerspiegelen en geen psychologische nood. De auteurs vergeleken forumgroepen voor BPD en ED, die beide sterk geassocieerd zijn met absolutistisch denken, met twee groepen die gerelateerd zijn aan vergelijkbare negatieve emotie die minder geassocieerd zijn met absolutistisch denken: posttraumatische stressstoornis (PTSD) en schizofrenie. De BPD en ED groepen hadden significant hogere absolutistische indices dan zowel de PTSD als de schizofrenie groepen. De suïcidale ideatie groep uit de eerste studie had ook een veel hogere absolutistische index dan de BPD en ED groepen.
In een derde studie analyseerden de onderzoekers subfora van depressie en suïcidale ideatie voor mensen in herstel van die stoornissen, om te identificeren of absolutistisch denken blijft bestaan als een mogelijke cognitieve kwetsbaarheid voor het ervaren van een nieuwe episode in de toekomst. De absolutistische index van de herstel-subfora was significant groter dan die van de controlegroepen uit de eerste studie. Dit resultaat is bijzonder belangrijk, omdat het suggereert dat individuen cognitieve kwetsbaarheid blijven vertonen die geassocieerd wordt met de stoornissen, zelfs wanneer ze in herstel zijn.
Enkele aspecten van de onderzoeksopzet kunnen beperken hoe de resultaten worden geïnterpreteerd en toegepast. In het bijzonder biedt de observationele onderzoeksopzet weinig experimentele controle. Al-Mosaiwi en Johnstone merken ook op dat ze, buiten een basiscontrole, niet in staat waren om te bevestigen of elk individu daadwerkelijk een vertegenwoordiger van de groep was.
Daarnaast kan de absolutistische index niet worden gebruikt als een diagnostisch of klinisch hulpmiddel, omdat het slechts een middel is voor observatie en vergelijking tussen groepen. In een apart artikel leggen Al-Mosaiwi en Johnstone uit dat “het natuurlijk mogelijk is een taal te gebruiken die met depressie wordt geassocieerd zonder daadwerkelijk depressief te zijn.”
Toekomstig onderzoek zou een alternatieve opzet kunnen gebruiken die ervoor zorgt dat deelnemers representatief zijn voor de groepen die van belang zijn, en ook maatregelen kunnen omvatten die hun motivatie om te schrijven aanboren. Omdat absolutistisch denken ook varieert binnen een persoon, en daardoor affectieve symptomen beïnvloedt, zouden onderzoekers ook experimentele manipulaties van absolutistisch denken bij individuele deelnemers moeten testen.