Gezinsonderzoeken bevestigen dat misbruikende ouders de neiging hebben ongedifferentieerde partners te zijn die met elkaar en met hun kinderen wedijveren om aandacht en opvoeding. Min of meer gezonde ouders stellen eisen aan kinderen om hun eigen gekwetste narcisme tegen te gaan, maar ze doen dit grotendeels zonder devaluatie en het sadistische gebruik van projectieve identificatie. Onder voldoende stress vallen gewelddadige ouders het kind aan dat er niet in slaagt hun behoeften te bevredigen, waarbij ze uiting geven aan reeds lang bestaande frustraties en gevoelens van bedreiging door de individuatie en competentie van het kind. De emotionele atmosfeer in zulke gezinnen vergemakkelijkt ego-deficiënties zoals die van de borderline persoonlijkheid omdat het de inspanningen van het kind om angst te vermijden kneedt. Devaluatie, verlies en afweer tegen rouw zijn gedeeltelijk verantwoordelijk voor depressie en paranoïde trekken bij mishandelde jongeren. Vroegtijdige verwaarlozing en misbruik stelt hen bloot aan invloedrijke modellen die woede en primitieve afweer uitbeelden. Sommige mishandelde personen projecteren hun woede en worden later paranoïde of antisociaal, terwijl anderen hun infantiele afweer fragmenteren of behouden. De destructiviteit van ernstig psychisch misbruik ligt in de beklemming van het ervaren zelf en gezonde karakterontwikkeling, samen met de conditionering om misbruikende relaties te herhalen en intimiteit te vermijden. Het bereiken van individuatie onder deze omstandigheden houdt in het overwinnen van de geïnternaliseerde misbruikrelaties en het opgeven van de onbewuste wens om getransformeerd te worden van de misbruikte in de misbruiker.