Dit onderzoek werd gefinancierd door Sapienza University of Rome, Interdisciplinary Projects 2015 (n. C26M15WHXB)
Inleiding
1Sinds de jaren tachtig registreert Italië een aanzienlijke toename van het migratieniveau, grotendeels te wijten aan het feit dat de politieke, economische en sociale omstandigheden van de landen van de immigranten hun voortbestaan niet toelaten. Immigranten maken deel uit van de buitenlandse bevolking die in Italië verblijft en die volgens het “statistisch dossier over immigratie” (verslag UNAR 2014) naar schatting uit meer dan 5 miljoen mensen bestaat. De overgrote meerderheid van deze immigranten woont in de grootste grootstedelijke gebieden, zoals Rome, Milaan en Turijn, en bijna 700.000 zijn geconcentreerd in de regio Lazio. Slechts de helft van de totale immigrantenbevolking heeft werk en minder dan een tiende heeft een geldige verblijfsvergunning, hetzij voor werk, gezinshereniging, politiek asiel of studie. De meerderheid van de immigranten komt uit landen met traditioneel hoge emigratiepercentages. Hoewel de percentages van regio tot regio kunnen verschillen, en sommige gemeenschappen op bepaalde plaatsen meer geconcentreerd zijn dan op andere, zijn de in Italië verblijvende niet-nationale bevolkingsgroepen het talrijkst en afkomstig uit Roemenië, Albanië, Marokko, China, Oekraïne, de Filippijnen, India, Peru, Bengalen, Polen en Tunesië.
2Dit artikel bevat een volledig verslag van de resultaten van een studie voor een project dat gebaseerd is op de combinatie van klinische cijfers met sociaal-economische gegevens over de menselijke mobiliteit binnen het grootstedelijk gebied van Rome. Het uitgangspunt van deze analyse is de dataset van het patiëntenregister van de dienst Ongevallen en Spoedgevallen van de Policlinico Umberto I voor de periode 2000-2013.
3Het ziekenhuis registreert het grootste aantal opnames (ongeveer 140.000 in 2014) binnen de regio Lazio. Het ligt niet alleen naast twee van de treinstations (Termini en Tiburtina) waar veel illegale immigranten doorreizen of onderdak vinden, maar het ligt ook zeer dicht bij de wijk Esquilino, waar veel (reguliere en illegale) immigranten werken en een thuis vinden.
4De klinische observatie van de gegevens onthult een hoge prevalentie van bepaalde ziekten bij personen van specifieke etnische oorsprong die naar Rome zijn geïmmigreerd. Vandaar de noodzaak om meer informatie te verzamelen over de omvang en de kenmerken van de migratiestromen, met behulp van een multidisciplinaire aanpak.
5Al sinds vele jaren is Italië een land van bestemming voor immigranten. Het dringt aan op de ontwikkeling van een sociaal beleid dat de integratie van verschillende etnische groepen mogelijk maakt, en op de invoering van instrumenten voor gezondheidsmonitoring in combinatie met interventieprogramma’s op het gebied van de volksgezondheid. Deze programma’s moeten gericht zijn op specifieke gezondheidsbehoeften die moeten worden vastgesteld. Daartoe vormt de dienst Spoedeisende Hulp een valabel middel.
6De term onzichtbare stroom werd voor het eerst gebruikt om de stroom van repatrianten aan het einde van het kolonialisme te beschrijven. Deze terugkeerstromen betroffen individuen die terugkwamen naar landen van oude Europese oorsprong, en werden onderscheiden van het traditionele concept van immigratiestromen (Smith, 2003), omdat het in dit geval ging om blanke individuen die cultureel compatibel waren met de landen van migratie. Deze interpretatie van de term werd ook gebruikt voor soortgelijke fenomenen die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden voorgedaan (Isaac, 1954). Findlay (1995) behandelt het fenomeen van de onzichtbare stromen door te verwijzen naar de mobiliteit van geschoold personeel dat voor korte perioden migreert, zonder dat daarbij etnische problemen rijzen. De auteur brengt het concept dus in verband met het proces van internationalisering van de productiesector, dat zich in de vorige twee decennia heeft voorgedaan. Croucher (2009) daarentegen gebruikt de term onzichtbare stromen in de context van nieuwe vormen van globalisering die verband houden met de economie en de arbeidsmarkt. Meer specifiek richt de geleerde zich op grensoverschrijdende migratiestromen (met bijzondere aandacht voor de grens tussen de VS en Mexico), die nieuwe soorten patronen volgen en specifieke kenmerken hebben.
7Vanuit het oogpunt van de gezondheidszorg vereist het fenomeen van onzichtbare stromen, bestaande uit zowel informele als illegale immigranten, een voortdurende inzet van middelen om de gezondheid van migranten te bewaken.
8Zelfs al kan in de opvangcentra een eerste evaluatie van de gezondheidstoestand van de immigranten worden gemaakt, toch is het vaak moeilijk om hun gezondheidsbehoeften op lange termijn adequaat te beoordelen omdat sommige immigranten ofwel naar andere landen verhuizen, ofwel in het ontvangende land – in dit geval Italië – blijven, maar heel vaak geen geregistreerd arbeidscontract of huurcontract hebben, of niet bij de nationale gezondheidsdienst zijn geregistreerd. In de praktijk vormen zij een “onzichtbare menselijke mobiliteit”, aangezien volledige gegevens over hun bestaan in een bepaalde tijd en op een bepaalde plaats niet volledig worden gedocumenteerd. Het enige bewijs van hun aanwezigheid in een bepaald gebied is vaak alleen te vinden in noodsystemen als ze zich toevallig hebben gemeld vanwege een noodsituatie op het gebied van gezondheid.
9 In een enquête die in 2011/12 door het ISTAT werd uitgevoerd, werd via interviews het aantal immigranten geëvalueerd dat in de voorgaande drie maanden een spoedeisende hulpafdeling had bezocht. Er bleken 66 immigranten op 1.000 te zijn tegenover 50,5 per 1.000 van de Italianen.
10Het aantal bezoeken aan de afdeling spoedeisende hulp is hoger voor buitenlanders in de leeftijdsgroep 25-34 jaar (77,5 per 1.000), terwijl het in het geval van Italianen toeneemt na de leeftijd van 55 jaar. De spoedgevallendiensten zijn immers bevoorrechte waarnemingsposten voor de gezondheidsproblemen in een bepaald gebied. Zij zijn het antwoord op de zwakke punten van het gezondheidssysteem dat, bij gebrek aan diensten voor preventie en verzorging, het gebruik van de gezondheidszorg alleen in geval van nood oplegt.
11 Op basis van deze vaststelling werd een retrospectieve observationele analyse uitgevoerd op de gegevens van de dienst Spoedeisende Hulp van het Policlinico Umberto I van Rome. Zij bestaat uit een studie over de opnames van buitenlandse burgers in de jaren 2000 in het grootstedelijk gebied van Rome. Het is de bedoeling inzicht te krijgen in de eigenaardigheden en verschillen tussen de gezondheidstoestand van de Italianen en de immigrantenpopulaties. Bovendien is het de bedoeling de variatie in gezondheidsbehoeften in de tijd te beoordelen, als gevolg van veranderingen in de milieu-, sociaal-economische en politieke omstandigheden.
12De ondernomen studie heeft tot doel de medische praktijk van het personeel dat werkzaam is in inrichtingen voor immigranten te verbeteren. De uit de studie verworven kennis kan namelijk nuttig zijn om snel specifieke klinische patronen op te sporen, waarbij elke culturele barrière of taalkundige hindernis wordt overwonnen. Bovendien kan de analyse suggesties opleveren om het gezondheidsbeleid te verbeteren, door samen met de betrokken gezondheidsinstellingen trajecten uit te stippelen voor preventie en verzorging van bepaalde ziekten die verder reiken dan de urgentie van een kritieke omstandigheid die de buitenlandse burger ertoe brengt de spoedopnameafdeling te bezoeken. Bovendien kan de replicatie van deze analyse in andere stedelijke/metropolitane gebieden verschillen en gelijkenissen binnen de grondgebieden van de Europese Unie aan het licht brengen en de basis vormen voor een vergelijking tussen de EU-landen. De resultaten van deze studie kunnen worden gebruikt als richtsnoer voor het gezondheidsbeleid van de EU-gebieden en ter ondersteuning van het gezondheidsbeleid van de landen van herkomst van buitenlandse burgers die vaak afkomstig zijn uit opkomende of minder ontwikkelde landen.
13De gegevens die in deze retrospectieve observationele studie werden gebruikt (alle opnames op de spoedgevallendienst van het Policlinico Umberto I van Rome van 2000 tot 2013), werden gehaald uit het IT-systeem GIPSE (Informatiebeheer ER en DEA). Van de buitenlandse populaties die aan de hand van de gegevens werden geïdentificeerd, werd een grondige analyse gemaakt van de negen numeriek meer representatieve nationaliteiten. In afnemende volgorde zijn dit Roemeense, Bengaalse, Peruaanse, Chinese, Poolse, Albanese, Egyptische, Filippijnse en Marokkaanse burgers.
14Uit de statistische analyse van de verzamelde gegevens kwamen diagnosegroepen naar voren die verschilden van de andere onderzochte nationale groepen, met betrekking tot twee variabelen: leeftijd en diagnosecode ICD-9-CM (International Classification of Diseases – 9th revision – Clinical Modification). Eerst werden subgroepen van diagnose geïdentificeerd die ten minste 50% van de steekproefomvang uitmaakten. Vervolgens werd elke diagnosegroep geanalyseerd die, voor elke nationale groep, ten minste 10% verschilde van de procentuele waarde van de controlepopulatie die bestond uit alle andere nationale groepen, Italianen inbegrepen. Voor elke nationale groep werd ook de leeftijdsverdeling onderzocht in elke afzonderlijke diagnosegroep die ten minste 60% van de steekproefomvang van de diagnosesubgroepen uitmaakte.
Een multidisciplinaire aanpak: voor- en nadelen
15De oorsprong van het probleem van het gebruik van een multidisciplinaire aanpak om het fenomeen van de onzichtbare stromen op te sporen en aan te pakken, lijkt vrij recent te zijn. Gezien de omvang van het verschijnsel is dit de enige benadering die een aantal problemen kan aanpakken die de afzonderlijke disciplines niet kunnen oplossen, omdat zij hun individuele bereik te boven gaan. Enquêtes tijdens internationale aardrijkskundecongressen in 2015 (Eugeo, Boedapest, IGU, Moskou) bevestigden de belangstelling van veel wetenschappers – die hun studies nog niet hebben afgerond of gepubliceerd – voor het gebruik van zo’n multidisciplinaire benadering. Op methodologisch niveau pakt deze studie het probleem bij de wortels aan door literatuur te bestuderen die de kwestie van samenwerking tussen sociale en medische wetenschappen heeft behandeld.
16Wetenschappelijk en technologisch onderzoek is belangrijk voor de sociale ontwikkeling van een gemeenschap; humanistische studies hebben een grote invloed op de politieke sfeer van een bepaald gebied. De erkenning van het bestaan van een scherpe scheiding tussen de verschillende disciplines heeft voor de onderzoekers verscheidene complicaties met zich meegebracht. Het gevolg van deze scheiding is niet alleen individueel van aard, maar creëert ook complexe politieke, ecologische en culturele problemen die de wereldmaatschappij onder ogen moet zien en moet oplossen. Meer dan een halve eeuw geleden vestigde Charles Percy Snow (1959) de aandacht op het probleem van de oncommuniceerbaarheid tussen wetenschappers en geleerden, en wierp daarmee een licht op hun onvermogen om samen te werken. Volgens Snow (1959) zou het voor een diepgaander perspectief op zowel sociaal als politiek gebied noodzakelijk zijn om een alomvattende benadering van de twee culturen tot stand te brengen.
17Het werk van de auteur is lange tijd onderwerp geweest van discussie, waardering en ook kritiek. Om deze en andere redenen worden zijn conclusies vijftig jaar later nog steeds in belangrijke wetenschappelijke tijdschriften beoordeeld en besproken. Snow (1963) overweegt ook de mogelijkheid van het ontstaan van een derde cultuur die in staat is deze absolute dichotomie te bemiddelen. De auteur heeft namelijk het idee geopperd van een zeer communicatieve cultuur van humanisten die in staat zijn wetenschappelijke vraagstukken te overwegen.
18Wetenschappers hebben immers geleerd hoe zij rechtstreeks met het grote publiek kunnen communiceren. Gespecialiseerde journalisten werken op een verticaal niveau, van beneden naar boven, terwijl professoren van boven naar beneden communiceren. In Brockman (1995) is de derde cultuur geen discipline maar een proces dat resulteert in alle stukken die worden uitgebracht door wetenschappers en andere denkers die zich bezighouden met wetenschappelijke onthulling. Door hun werk en hun outreachende capaciteiten vervangen deze geleerden de traditionele intellectuelen in het duidelijker maken van de diepere betekenis van ons leven. Het onderwerp van wetenschappelijke onthulling is een cruciaal element van onze samenleving geworden.
19Refererend naar de sociale wetenschappen merkt Kagan (2009) op dat een derde cultuur in de afgelopen vijftig jaar aan belang heeft gewonnen. In zijn werk beschrijft de auteur de voorwaarden, het vocabulaire en de bijdragen van de natuurwetenschappen, de sociale en de humanistische wetenschappen. Met name de sociale en de humanistische wetenschappen hebben de verdienste dat zij hebben bijgedragen aan ons begrip van de menselijke natuur, en de veronderstelling in twijfel hebben getrokken dat biologische processen de belangrijkste bepalende factoren zijn voor veranderingen in menselijk gedrag. Kagan (2009) verdeelt de wetenschappen op basis van nieuwe parameters die verwijzen naar zeer specifieke variabelen zoals fondsomvang, financieringsbronnen, methoden van onderzoeksbeheer, en manieren om gegevens te verzamelen en te gebruiken. De boodschap van de auteur kan worden samengevat in twee hoofdideeën: de fysieke en culturele omgeving doen er veel meer toe dan de genetische structuur, en de juiste studie van menselijk gedrag is gebaseerd op de analyse van cultuur en symbolen.
20Voor de sociale wetenschappen zijn de belangrijkste bronnen van informatie verbale verklaringen, de observatie en meting van menselijk gedrag, en fysiologische metingen. De “grote wetenschap” die zich in de afgelopen vijftig jaar heeft ontwikkeld, heeft de opwinding van de persoonlijke ontdekking weggenomen. De grootschalige financiering die nodig is voor de “grote wetenschap” heeft de sociale wetenschappen bevoordeeld waarin theoretische vernieuwingen mogelijk zijn met kleinere subsidies.
21Het is zeker niet nodig om elke laatste discipline te catalogiseren, maar het is noodzakelijk om te erkennen dat sommige disciplines in de loop der tijd meer veranderd zijn dan andere, en dat sommige definities die geldig waren in de jaren na de Tweede Wereldoorlog moeten worden herzien en zo nodig herzien. Een bijzonder geval is dat van de geografen, of het nu natuurkundigen (natuurwetenschappers) of economische (sociale wetenschappers) zijn. Zij volgen dezelfde opleidingen, hebben dezelfde maatschappelijke en beroepsorganisaties, en zijn internationaal lid van dezelfde Internationale Geografische Unie (IGU). De IGU is op haar beurt aangesloten bij de International Social Science Council (ISSC) en tegelijkertijd bij de International Council for Science (ICSU) waarbij ook antropologie en psychologie zijn aangesloten, maar niet alle sociale wetenschappen. De geografie vertegenwoordigt dus ten minste twee culturen en kan op natuurlijke wijze bijdragen tot het overbruggen van de kloof tussen deze verschillende disciplines. Door zich uit te drukken door de ruimtelijke definitie van verschijnselen en gebeurtenissen, en ook met behulp van de nieuwste geografische informatiesystemen, slaagt deze discipline erin de verschillende culturen en gebeurtenissen door hun plaats op het grondgebied met elkaar te vergelijken en beter met elkaar te laten communiceren.
22De Verklaring van Rome (11/21/2014) voor verantwoord onderzoek en innovatie (RRI) in Europa vereist dat alle leden van de samenleving, inclusief het maatschappelijk middenveld, wederzijds verantwoordelijk zijn voor processen en resultaten van onderzoek. Dit legt de noodzaak op van samenwerking op het gebied van wetenschappelijk onderwijs, de vaststelling van prioriteiten, het beheer van verantwoordelijkheden en de overdracht van nieuwe kennis aan het maatschappelijk middenveld. In de zomer van 2012 heeft de Europese Commissie een reeks maatregelen gepubliceerd om de toegang tot de resultaten van met overheidsgeld gefinancierd onderzoek te vergemakkelijken. Deze maatregelen staan bekend onder de term “open toegang”. Dit beleid zal de toegang tot resultaten voor andere onderzoekers en bedrijven vergemakkelijken. Bovendien zal deze praktijk, zoals verklaard door Máire Geoghegan-Quinn, de Europese Commissaris voor Onderzoek en Innovatie, de investering van 87 miljard euro doeltreffender maken. De noodzaak van zowel een multidisciplinaire aanpak als de verspreiding van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, maakt nu integraal deel uit van alle financiering van het Europese onderzoeksprogramma HORIZON 2020, dat tussen 2014 en 2020 zal worden toegekend.
23Menselijke mobiliteit is al enkele decennia een van de belangrijkste aandachtsthema’s van de sociale wetenschappen. Deze bijzondere aandacht voor het onderwerp is gevolgd op veranderingen in de aard van zowel migratie- als toeristenstromen, in de context van de voortschrijdende globalisering, die van invloed is geweest op de internationale handel, kapitaalstromen en economische strategieën. De nieuwe vormen van menselijke mobiliteit hebben op hun beurt de sociale en culturele ontwikkeling beïnvloed en zijn ondersteund door de vooruitgang op het gebied van de informatietechnologie en de communicatie.
24In de hedendaagse cultuur is er een sterke interrelatie tussen mondiale verschijnselen en lokale ontwikkeling. De mobiliteit van de mens is een van de belangrijkste manieren waarop deze interrelatie tot uiting komt. Plaatsen die vroeger alleen door stromen van arbeidskrachten met elkaar verbonden waren, raken nu steeds meer met elkaar verbonden door nieuwe vormen van mobiliteit die resulteren in een aanzienlijke verandering in levensstijlen, consumptiepatronen en politieke gebeurtenissen. Deze nieuwe vormen van mobiliteit doen zich ook voor in de context van substantiële veranderingen in de meer traditionele vormen van economische migratie. Menselijke mobiliteit neemt verschillende vormen aan, waaronder migratie en toerisme; deze relatie tussen beide vormt een ander aspect van wetenschappelijk belang. Toerisme is een vorm van mobiliteit van variabele duur, en is onderling afhankelijk van andere vormen van migratie. Op zijn beurt genereert het meer onderscheiden vormen van migratie, zoals die welke worden uitgelokt door de vraag naar diensten, of die welke meer consumentgericht zijn en die verschillende vormen kunnen aannemen naargelang van de duur en de redenen, zoals in het geval van seizoensmigraties, vakantieverblijven, migraties in verband met veranderingen van levensstijl of pensionering. In het decennium 2000-2010 werd de geografie zowel geconfronteerd met het probleem van een nieuwe definitie van de begrippen migratie en toerisme, als met de noodzaak om verder onderzoek te verrichten naar de synergetische relatie tussen beide (Hall en Williams, 2002). Verschillende vormen van migratie genereren in feite toeristenstromen, aangezien de immigrantengemeenschap niet alleen het knooppunt van toeristenstromen kan worden, maar ook toeristische stromen kan genereren van mensen die naar hun eigen land terugkeren om vrienden en familieleden te bezoeken.
25Urry (2000) stelt een sociologisch manifest voor, waarin de onderlinge afhankelijkheid en de sociale gevolgen van alle verschillende vormen van mobiliteit van mensen, producten, beelden, informatie en afvalproducten worden onderzocht. Dit is de reden waarom het tweede deel van de titel van zijn boek verwijst naar “mobiliteiten” voor de eenentwintigste eeuw. Mobiliteit moet zowel als een geografisch als een sociaal fenomeen worden beschouwd. Urry stelt dat sociale mobiliteit tot nu toe voorbij is gegaan aan de raakvlakken van sociale klassen, seksen en etnische groepen, met regio’s, steden en plaatsen. Op basis van deze stelling geeft de auteur een nieuwe sociologische dimensie aan die niet langer verankerd is in het concept van de menselijke samenleving, maar gericht is op het zoeken naar nieuwe paradigma’s zoals netwerken, mobiliteit en horizontale fluïditeit. Sheller (2011) reflecteert historisch over de manier waarop de sociologie, in de context van de dynamische culturele omgeving van de jaren negentig, niet alleen een debat uitlokte onder sociologen, maar ook onder geleerden van de geografie, antropologie, architectuur, stedenbouw, mediatheorie en communicatie en kunst.
26 Op basis van deze nieuwe multidisciplinaire benadering worden de parameters die van de sociologie van de fluïditeit, waarin er geen begin- of eindpunten zijn; er is geen specifiek referentiepunt, en snelheid en richtingen zijn belangrijker dan doelen. Daarom komen kenmerken als viscositeit en vergankelijkheid in het spel, en ontstaan er wanden die de mobiliteit belemmeren, maar de passage door capillairen mag niet worden genegeerd. De kruispunten van vloeistoffen en de hiërarchische schalen van het capillair zijn centra waaromheen het gezag wordt georganiseerd. Op dezelfde manier kruisen verschillende vloeistoffen elkaar in de “non-plaatsen” van de moderniteit. Sinds 2000 heeft de Internationale Geografische Unie (IGU) een commissie opgericht voor “Global Change and Human Mobility (GLOBILITY)” om de methodologische uitgangspunten van de ontwikkeling van bevolkingsstromen te onderzoeken (Montanari, 2002). Onderzoekers en professoren van meer dan honderd onderzoeksinstellingen (50% Europees, de rest uit de hele wereld) hebben zich bij GLOBILITY aangesloten. De laatste decennia hebben de onderzoekers kunnen profiteren van de ervaring en de ontwikkeling van de sociale wetenschappen, en de bijdragen komen niet alleen uit de ontwikkelde landen van het noordelijk halfrond, maar ook uit Afrika en het gebied van de Stille Oceaan. Om geen vertekend beeld van de menselijke mobiliteit te krijgen, wordt er in feite op gelet dat er auteurs aan boord zijn die de standpunten van zowel de ontwikkelde als de ontwikkelingslanden kunnen vertegenwoordigen. Hoewel het netwerk is opgezet als onderdeel van de IGU, zijn andere onderzoekers uit andere sociale disciplines uitgenodigd om actief deel te nemen aan GLOBILITY (Montanari en Staniscia, 2016).
Resultaten en discussie
27De opnames op de afdeling Ongevallen en Spoedeisende Hulp van de Policlinico Umberto I van de jaren 2000 tot juni 2014 waren in totaal 1.908.240. Het aantal check-ins van Italiaanse burgers bedroeg 1.651.621; dat van buitenlanders 256.619. De trend van het aantal opnames op de afdeling spoedeisende hulp vertoont in de loop der tijd een gestage en geleidelijke toename voor alle onderzochte nationale groepen. Alleen voor de Poolse bevolking kan van 2005 tot 2006 een lichte afwijking worden vastgesteld (figuur 1).
Figuur 1. Verdeling van de opnames in de spoedgevallendiensten, per land (2000-2013).
Bron: eigen uitwerking van de auteurs
28Op basis van de opnames op de spoedgevallendiensten voor de negen geïdentificeerde etnische groepen, werd rekening gehouden met het aantal inwoners dat op 1 januari van elk jaar ingeschreven was in het bevolkingsregister van de gemeente Rome. De vergelijkbare gegevens zijn die tussen 2004 en 2013. De statistieken voor 2012 hebben betrekking op de nationale volkstelling; daarom is het mogelijk dat het aantal geregistreerde buitenlanders in sommige gevallen niet correct in de databank van de Dienst burgerlijke stand is ingevoerd. In de beschouwde periode is het aantal geregistreerde buitenlanders licht gestegen voor Egyptische burgers, met de helft voor Poolse burgers, drie keer voor Chinezen, meer dan vier keer voor Roemenen en bijna zes keer voor Bengalen.
29Het lijkt ook relevant om te kijken naar de coëfficiënt van het aantal ziekenhuisopnames per duizend bij de Dienst burgerlijke stand geregistreerde buitenlanders. Deze coëfficiënt kan worden onderzocht als evolutief in de tijd of kan van jaar tot jaar worden vergeleken. In vergelijking met de geregistreerde bevolking blijven de gehospitaliseerde patiënten over de periode 2004-2013 overwegend constant (figuur 2), of stijgen ze lichtjes in aantal (zoals in het geval van de Bengalezen, Peruvianen, Filippijnen en Marokkanen), maar zijn ze ook met de helft (Chinezen en Polen) en een derde (Roemenen en Albanezen) gedaald.
Figuur 2. Verdeling van het aantal opnames in de spoedgevallendiensten, per 1.000 inwoners (2004-2013).
Bron: eigen uitwerking van de auteurs, gebaseerd op ISTAT verschillende jaren
30De analyse van de verschillende redenen voor opnames op de spoedgevallendiensten en de vergelijking tussen de check-ins van de negen onderzochte etniciteiten en de Italiaanse bevolking, onthullen het bestaan van specifieke ziekten voor elke nationale groep.
31Cardiovasculaire ziekten komen vaker voor bij de Italiaanse bevolking met een hogere gemiddelde leeftijd dan bij de immigrantengemeenschap. De frequentie van acute coronaire syndromen lijkt minder te zijn bij immigrantenpatiënten, maar de gemiddelde leeftijd van voorkomen is in dit geval aanzienlijk lager, vooral voor bepaalde Zuidoost-Aziatische populaties (hetgeen de gegevens uit de literatuur bevestigt). Dodani et al. (2012) gaan ervan uit dat de oorzaak genetisch is, maar Jayasinghe en Jayasinghe (2009), McQueen (2008), Rahman en Zaman (2008) wijzen in de risicofactoren die deze migrantenpopulaties hebben verworven, de oorzaak aan van de versnelde atherogenese, die verantwoordelijk is voor vroege hart- en vaatziekten. Gevallen van veranderingen in de bloeddruk en hartfalen worden gemeld bij Zuid-Amerikanen. Zelfs in dit geval wordt de bijzonderheid vertegenwoordigd door de jonge leeftijd van de getroffenen. Miranda et al. (2013), El Khamlichi et al. (2001), Schneck en Biller (2005) melden ook de aanwezigheid van ziekten met hartfalen en acute cardiovasculaire gebeurtenissen in de Afrikaanse landen van het Middellandse-Zeebekken, zoals bevestigd door de resultaten van deze studie.
32Luchtwegaandoeningen komen vaker voor bij de buitenlandse groepen. Acute infectie van de luchtwegen is de ziekte die het meest wordt opgelopen, maar er is geen bijzondere statistische significantie gevonden ten opzichte van een specifieke etniciteit.
33Polen registreren een groot percentage in het geval van gastro-intestinale ziekten (voornamelijk gastro-duodenitis, chronische hepatitis en cirrose). Recente publicaties van de afdeling Epidemiologie van het Nationaal Instituut voor Volksgezondheid – Nationaal Instituut voor Hygiëne van Warschau documenteren ondoeltreffende programma’s van primaire en secundaire preventie voor HBV en HCV.
34Zowel Poolse als Filippijnse burgers hebben een aanleg voor huidziekten, en wat de Filippino’s betreft, hebben vrouwen een hoger percentage urine-infecties (64% van de op de afdeling Spoedeisende Hulp opgenomen personen zijn Filippijnse vrouwen).
35opnames voor tumoren (vooral van de vrouwelijke geslachtsorganen) en bloed- en hematopoëtische neoplasmata hebben vooral betrekking op de Roemeense bevolking. Dit lijkt te wijten te zijn aan het gebrek aan kankerscreeningtests (bv. HPV-tests) in het hele land, zoals benadrukt door Tornesello et al. (2011), Apostol et al. (2010), Arbyn et al. (2009 en 2007) in hun studies.
36In ziekten die vrouwen treffen, lijkt het aantal opnames als gevolg van zwangerschap, bevalling en postpartumcomplicaties hoger in alle allochtone groepen en in het bijzonder voor jongere vrouwen in vergelijking met de Italiaanse groep.
37Deze opmerking betreft vooral de Roemeense bevolking, maar ook Zuidoost-Aziaten (vooral Chinezen en Bengalen) en Albanezen.
38Gezien de bijkomende classificatie van factoren die de gezondheidstoestand beïnvloeden, en het gebruik van het gezondheidssysteem voor ondersteunende onderzoeken (bv. voor slecht gedefinieerde symptomen die niet passen in een gecodificeerde diagnose; onderzoeken en tests om de leeftijd te bepalen door middel van een röntgenfoto van de botten), lijken de percentages voor deze diagnosegroepen hoger te zijn bij patiënten met een buitenlandse nationaliteit. Dit geldt in het bijzonder voor Bengaalse en Egyptische burgers, aangezien deze waarden viermaal hoger liggen dan het gemiddelde. Dit cijfer kan te wijten zijn aan de onmogelijkheid voor buitenlanders om toegang te krijgen tot deze diensten, die niet door het systeem van spoedgevallen/urgentie worden verstrekt, en aan de noodzaak om tests in andere instellingen te laten uitvoeren (b.v. botleeftijd).
Conclusies
39De gegevensanalyse bracht verschillen tussen de nationaliteiten voor sommige diagnosegroepen aan het licht. Het verband tussen deze groepen en bepaalde etniciteiten werd benadrukt (de Roemeense bevolking en neoplastische ziekten, de Bengaalse bevolking en coronaire hartziekten op jonge leeftijd, Peruanen en ziekten van de bloedsomloop, de Poolse bevolking en gastro-intestinale ziekten, Albanezen en psychische en dermatologische aandoeningen, Filippino’s en urogenitale ziekten vooral bij vrouwen, en de Marokkaanse bevolking en vasculaire ziekten). De analyse van de literatuur bevestigde de bevindingen van deze studie, waarbij genetische etniciteitsgebonden factoren en individuele risicocomponenten werden geïdentificeerd, zowel als vermeende oorzaken van ziekten en bijgevolg als redenen voor opnames op de spoedgevallendiensten. De resultaten van deze analyse zijn bijzonder belangrijk voor een beter begrip van de manier waarop bepaalde ziekten vroeger kunnen worden gediagnosticeerd, wat zeer nuttig is wanneer de medische voorgeschiedenis van de patiënt wordt afgeschermd door taalkundige en culturele barrières. Na de eerste zorg op de spoedgevallendienst zou het wenselijk zijn deze patiënten te kunnen opnemen in preventie- en verzorgingsprogramma’s.
40Sommige pathologieën en sommige opnames op de spoedgevallendienst lijken te verwijzen naar problemen van een ander niveau. Een van de bevindingen van deze studie die consistent is voor alle onderzochte populaties, is de aanwezigheid op het grondgebied van een allochtone vrouwelijke bevolking die op zeer jonge leeftijd zwanger wordt (in vergelijking met de zwangerschapsleeftijd van de Italianen). In de loop der jaren is de buitenlandse vrouwelijke bevolking toegenomen, misschien om redenen van gezinshereniging. Een dergelijk traject vereist in de eerste plaats ziekenhuisbijstand om medisch-juridische en economische redenen. Het zou wenselijk zijn programma’s voor seksuele voorlichting te kunnen opzetten en gynaecologische bijstand te kunnen verlenen aan buitenlandse vrouwen die verder gaat dan de onmiddellijke verzorging op de spoedgevallendiensten.
41 Een laatste opmerking moet worden gemaakt over de oneigenlijke opnames van buitenlandse burgers op de spoedgevallendiensten (AED). Dit fenomeen houdt vaak verband met medisch-juridische problemen die de algemene medische hulp en de ambulante verzorging ontoegankelijk maken voor buitenlanders zonder verblijfsvergunning. Het zou zeer nuttig zijn om in de AED’s informatiepunten te creëren over de regelgeving inzake de toegang tot de gezondheidszorg en de behandelingen van immigranten.
42De onderzoeksresultaten zijn bijzonder bemoedigend wat betreft de mogelijkheid om een samenwerking tot stand te brengen tussen medische en sociale wetenschappen om een situatie die alarmerend is geworden qua omvang en gevolgen, beter te begrijpen en vooruit te plannen. Het afgelopen jaar heeft het fenomeen van de onzichtbare stromen namelijk het sociale, economische en politieke leven van de EU-burgers beïnvloed. Vandaar de noodzaak om deze kwesties verder te onderzoeken. Uitgaande van een analyse op een doorgangsknooppunt, heeft het onderzoeksteam daarom besloten een gestructureerde studie uit te voeren over de wijze waarop onregelmatige vormen van menselijke mobiliteit zich in netwerken bewegen en hun problemen overbrengen op meerdere knooppunten op zowel het Italiaanse als het Europese grondgebied.