Een paar dagen geleden postte een vriend op mijn Facebook een link naar een website vol verbazingwekkende wallpapers die hem aan mij deden denken; de foto links komt daar vandaan, en is momenteel mijn actieve wallpaper.
Op het eerste gezicht werd ik alleen maar aangetrokken door het citaat omdat het mijn eigen wereldfilosofie volledig samenvatte – pas een paar minuten geleden, toen ik aan het lezen was wat de naam van deze filosofie zou kunnen zijn zodat ik het in deze post kon delen, realiseerde ik me dat dit een citaat is van ene Alan Watts, een gerenommeerd Westers filosoof die probeerde de kloof tussen Oosters en Westers denken te overbruggen. Wat mij dus in deze gedachtegang aantrok was niet Watts zelf, maar veeleer de ideeën die in dit citaat vervat zijn.
Godsdienst is voor mij een moeilijke en intrigerende kwestie. Vroeger was ik een overtuigd atheïst – hoewel nooit een erg goede, dat geef ik toe, want ik was nog altijd doodsbang voor geesten en andere onverklaarbare verschijnselen. Na verloop van tijd verzachtten mijn standpunten echter en werd ik uiteindelijk een vrij sterk gelovige in God; dit verzachtte dan weer tot een uitsluitend persoonlijk, zich steeds ontwikkelend inclusief spiritualisme.
De hoekstenen van mijn geloof berusten op drie dingen: 1) Georganiseerde religie is inherent bemoeizuchtig door mensen die het vaak voor hun eigen gewin gebruiken, en dus nooit zo waar zijn als ze beweren 2) Ik geloof sterk in een eenheid van de schepping; dat wil zeggen, alle dingen komen uit dezelfde bron en zijn inherent verenigd in een ultieme zin, en 3) Gezien de uitgestrektheid van het universum en zijn steeds uitdijende aard, ontwikkelde het bewustzijn zich als een manier voor de schepping om bij zichzelf stil te staan. Immers, als God – of een universeel bewustzijn, bron van de schepping, enzovoort – oneindig complex en machtig is, en het universum voortdurend verandert en zich uitbreidt, dan is een innerlijke wijze van experiëntialisme vereist.
Of, zoals Homer Simpson dit soort dilemma’s treffend verwoordde: “Zou Jezus een burrito in de magnetron kunnen doen die zo heet is dat hij hem zelf niet kan eten?”
Ik weet zeker dat elke filosoof van niveau F dit geloofssysteem uit elkaar kan trekken; maar dat is dan ook wat het tot een geloofssysteem maakt. Ik weet ook zeker dat slimmere mensen dan ik in de loop van de filosofische en religieuze geschiedenis deze drie voorgaande punten hebben beargumenteerd en op hun eigen manier hebben ‘bewezen’.
Inherent aan dit geloofssysteem vind ik het echter ongelooflijk bevrijdend – bijna vervreemdend tot op zekere hoogte – terwijl het ook volkomen troostend is. Het is vervreemdend omdat het er terecht van uitgaat dat elk ding dat we ervaren – elke handeling, gedachte, gevoel of overtuiging – volkomen persoonlijk is, omdat we allemaal het universum helpen verschillende facetten van zichzelf te ervaren. We hebben allemaal onze eigen vooroordelen, veronderstellingen, neurale bedrading en chemische evenwichten die vereisen dat elk afzonderlijk ding dat we ervaren voor altijd uniek zal zijn, en nooit meer door iemand op die manier zal worden ervaren. Dit is ook bevrijdend, omdat het betekent dat we hoe dan ook uniek zijn en de schepping op een volstrekt individuele manier zullen ervaren.
Tegzelfdertijd is dit geloofssysteem uiterst collectivistisch, omdat niemand van ons slechts een “ik” is, in plaats daarvan zijn we – in de innerlijke betekenis van alle dingen – een universeel “wij” dat slechts verschillende aspecten ervaart van wat zijn eigenlijk betekent. De beste manier waarop ik dit kan vatten is door me voor te stellen dat een brein een beslissing neemt; er kunnen miljoenen verschillende gevoelens en gedachten zijn die voor die ene beslissing racen. Net zoals je hersenen zijn opgebouwd uit verschillende cellen en neurale verbindingen die als één geheel werken, zo is het bestaan ook. Onze ervaringen vormen één flikkering van het totale geheel.
Dit spoor van gedachten heeft me er ook toe gebracht na te denken over de algemene vooruitgang van de menselijke samenleving en schepping. Aanvankelijk dacht ik dat je de menselijke ontwikkeling – beginnend als jagers/verzamelaars met elementaire vreugden en elementair lijden tot aan de moderne tijd, met verbazingwekkende wonderen en onuitsprekelijke gruwelen – misschien parallel kon laten lopen met de rijping van een universeel bewustzijn; net zoals een volwassene verdriet en vreugde diepgaander kan bevatten dan een kind.
Die ideeën laat ik echter varen, omdat ik me nu realiseer dat ze ongelooflijk Homo Sapien bevooroordeeld zijn en geen rekening houden met de eonen van bestaan voordat de mens werd geschapen. Tenzij je gelooft dat de mensheid langzaam evolueerde om deze verkenning van het bewustzijn naar een directer niveau te tillen. Maar daar moet ik nog even over nadenken…
Picture credit at Imgur.