Inleiding en algemene beschouwingEdit
Dit was een brief die door de apostel Paulus werd geschreven aan de gemeente in de stad Korinthe. Korinthe was een grote Griekse havenstad met duizenden inwoners. Als zodanig had het verschillende klassen van mensen, vergelijkbaar met elke grote stad in de Verenigde Staten vandaag de dag. Als erfgenamen van de Griekse cultuur stonden filosofen en mensen met welsprekendheid in hoog aanzien. Zij hadden een grote waardering voor geleerdheid en wijsheid. Als grote stad (misschien zo’n 100.000 mensen) tierde de zonde welig en waren de verleidingen voor wereldse genoegens groot. Als havenstad waren grote groepen van verschillende mensen dicht bij elkaar, wat conflicten in waarden veroorzaakte (MacDonald). Eerste Korintiërs was waarschijnlijk Paulus’ tweede brief aan de gemeente in Korinthe, zoals geciteerd in 1 Kor. 5:9.
Genoemde personen in hoofdstuk 1Edit
Paulus: De schrijver van deze brief. Paulus was een leraar in de Joodse wet die bekend stond als Saulus voor zijn bekering. Zie Handelingen 9:1-17.
Sosthenes: kan mede-auteur zijn geweest van Eerste Korinthe. Waarschijnlijk de overste van een Joodse synagoge, gevonden in Handelingen 18:17.
Apollos: Welsprekend spreker die predikte in Korinthe. De mensen werden door zijn stijl tot hem aangetrokken.
Chloë: Mogelijk een adellijke zakenvrouw in Efeze of Korinthe. Lid van de Corinthische Kerk. (Keener)
Crispus en Gaius: Mogelijk edelen in de kerk zoals blijkt uit Latijnse (Romeinse) namen. (Keener)
Stephanas: Gelovige, persoon van enige monitaire middelen. (Keener)
Vers voor Vers CommentaarEdit
(Alle verzen worden getoond boven hun respectievelijke commentaar zoals vertaald door de New International Version)
Vers 1: Paulus, geroepen om apostel van Jezus Christus te zijn door de wil van God, en onze broeder Sosthenes,
Brieven in de oudheid beginnen gewoonlijk met deze standaard groet van A aan B. Dit vers is nauw verbonden met de twee volgende verzen en moet als één enkele zin worden gelezen (Ellingworth). Paulus schrijft dit met een man die bekend staat als Sosthenes, die dezelfde zou kunnen zijn als de prediker die genoemd wordt in Handelingen 18:17. Het is onbekend of Paulus dit schreef met Sosthenes bij zich of dat Sosthenes gewoon instemde met de boodschap. In beide gevallen was de vermelding van een tweede persoon om hem extra waarde te geven in zijn boodschap (Faussett).
Vers 2: Aan de gemeente van God in Korinthe, aan hen die geheiligd zijn in Christus Jezus en geroepen om heilig te zijn, samen met allen die overal de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen – hun Heer en de onze:
Paulus had hier met wereldlijke eer kunnen strijken, aangezien hij de gemeente stichtte bij zijn eerste bezoek. Hij kiest ervoor dit niet te doen en in plaats daarvan dringt hij aan op een herinnering aan wat hun focus zou moeten zijn, Jezus (Hindson). Paulus herinnert ons er ook aan dat geen plaats te immoreel is voor God om in te werken, en dat heiliging mogelijk is door dagelijkse christelijke actie (MacDonald).
Vers 3: Genade en vrede tot u van God, onze Vader, en de Here Jezus Christus.
Dit is een directe herhaling van Romeinen 1:7b. Het woord “genade” zoals hier gebruikt was een soort standaard begroeting tussen Grieken, hoewel de exacte betekenis van het woord in de loop der tijd verloren is gegaan (Ellingworth). Dit is analoog aan ons woord “vaarwel” – letterlijk een verkorte versie van “God zij met u”, maar ook die betekenis is in de loop der tijden verloren gegaan. Sommige geleerden geloven dat de uitdrukking die Paulus gebruikt een herinnering is aan het feit dat genade de bron van de boodschap is, en vrede het resultaat (Faussett). Bovendien, door Jezus in één adem te noemen met God de Vader, bevestigt Paulus zijn goddelijkheid (Hindson).
Dankzegging: Vss 1:4-9
Vr 4: Ik dank God altijd voor u vanwege zijn genade die u in Christus Jezus geschonken is
Hier moet opgemerkt worden dat het woord altijd een duidelijke overdrijving is. Hoewel Paulus voor deze gemeente gebeden zou hebben, was dit niet het enige wat hij gedaan had (Ellingworth). Deze zinsnede is het begin van de dankzegging die Paulus traditioneel aan het begin van zijn brieven plaatst. Het doel hier is om hen eraan te herinneren dat God nog steeds aan het werk is in hen, ondanks de zonde waar hij hen aan gaat herinneren. Hij zegt iets aardigs over hen, zodat ze beter naar zijn volgende woorden zullen luisteren (Keener).
Vers 5: Want in hem bent u in alle opzichten verrijkt – in al uw spreken en in uw kennis
Dit is een voortzetting van het idee van vleierij dat in vers 4 is geïntroduceerd. Paulus prijst hen omdat ze geestelijke gaven hebben; het betekent dat God aan het werk is in hun leven (Ellingworth). Hij vestigt de aandacht op enkele van de belangrijkste onderwerpen waarover hij op het punt staat te spreken, spraak en kennis.
Vr. 6: omdat ons getuigenis over Christus in u bevestigd is.
Door de prediking aan de Korinthiërs kwamen de geestelijke gaven tot bloei. Door het gesproken woord kregen ze geloof, en door het geloof kregen ze hun gaven, vooral die van spreken en van overvloedige kennis (geestelijke kennis) (MacDonald).
Vr.7: Het ontbreekt u dus aan geen enkele geestelijke gave, terwijl u reikhalzend wacht op de openbaring van onze Heer Jezus Christus.
Dit is een algemene uitspraak dat de Korinthiërs wel degelijk geestelijke gaven hebben. Paulus vleit de Korinthiërs echter nog steeds, zodat hij zijn harde woorden aan hen straks gemakkelijker zal kunnen breken. Het bezit van de gaven is op zichzelf geen teken dat zij het werk van God doen. De vruchten van de Geest zijn het resultaat van het hebben van de Geest (MacDonald).
Vr.8: Hij zal u sterk bewaren tot het einde toe, opdat gij onberispelijk zijt op de dag van onze Here Jezus Christus.
Ondanks alle problemen in de kerk in kwestie heeft Paulus toch nog hoop voor hen. Hij maakt duidelijk dat het niet hun inspanningen zijn, maar Gods wil die hen actief en sterk houdt. Hij spreekt het vertrouwen uit dat met al het werk dat God heeft gedaan om te midden van de zonde een kerk te stichten, God de kerk niet zal laten falen (MacDonald).
Vers 9: God, die u geroepen heeft tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Heer, is getrouw.
Het woord “gemeenschap” hier zou voor de Grieken een vreemd woord geweest zijn. Tot op dit punt, als zij al een god aanbaden, ging het meer om een ritueel dat werd uitgevoerd om hun god gunstig te stemmen. Met de introductie van het Christendom is het idee van een intieme relatie met God revolutionair (Keener). “Trouw” volgt hier dit idee, want het is niet zoals de gelovigen vroeger een hond of een knecht noemden. Dit is een herinnering aan de vervulling van beloften aan Gods volk (Ellingworth).
Verdelingen in de Kerk: Vss 1:10-17
Vr. 10: Ik roep u op, broeders, in de naam van onze Heer Jezus Christus, dat u het allen met elkaar eens zijt, opdat er geen verdeeldheid onder u is en u volmaakt verenigd bent in denken en geest.
De uitdrukking “in de naam van” had grote kracht in deze tijd. Boodschappers van de keizerlijke regering werden vaak uitgezonden “in de naam van” de heerser. De boodschapper moest precies dezelfde autoriteit krijgen als de heerser zelf zou hebben gekregen. Paulus gebruikt dit om druk uit te oefenen voor zijn punt dat de Korinthiërs van één gedachte, of gezindheid, of besluit moeten zijn. Het punt hier is niet om als één grote verzameling mensen bijeen te blijven voor aanbidding, maar om als één lichaam te handelen met volmaakte overeenstemming in wat zij geloven (Ellingworth). Er wordt geïmpliceerd dat zij alleen door zich allen discipelen van Christus te noemen, en niet van een bepaalde man, in staat zouden zijn om deze eenheid te hebben (MacDonald).
Vr. 11: Mijn broeders, sommigen uit Chloë’s huisgezin hebben mij meegedeeld dat er onenigheid onder u is.
Paul gebruikt tact om zijn kennis van hun onenigheid aan de Korinthiërs voor te leggen. Door zijn bron niet direct te noemen, doet hij het equivalent van de Engelse uitdrukking, “a little bird told me” (Ellingworth).
Vers 12: Wat ik bedoel is dit: De een zegt: “Ik volg Paulus”; de ander: “Ik volg Apollos”, weer een ander: “Ik volg Cephas”; weer een ander: “Ik volg Christus.”
Het is belangrijk om niet te vergeten dat Paulus niet van de gelegenheid gebruik maakt om zichzelf te vleien. Hij noemt degenen die trouw aan hem claimen even schuldig als degenen die achter de meer welsprekende Apollos stonden (Faussett). De laatste bewering “Ik volg Christus” lijkt hier een vreemde eend in de bijt, want dit is wat Paulus hen wil laten zeggen. Wat hier waarschijnlijk geïmpliceerd wordt, is dat deze mensen zeggen dat zij alleen de volgelingen van Christus zijn, wat sommige van hun christelijke broeders uitsluit, waardoor de verdeeldheid ontstaat waar Paulus het over heeft (MacDonald).
Vers 13: Is Christus verdeeld? Is Paulus voor u gekruisigd? Bent u gedoopt in de naam van Paulus?
Paulus begint de klassieke debattechniek te gebruiken om het standpunt van de oppositie terug te brengen tot iets dat ontegenzeggelijk belachelijk lijkt. Het sarcasme dat hier gebruikt wordt is onmiskenbaar aanwezig, en het voor de hand liggende antwoord op al deze vragen is “nee” (Keener).
Vers 14: Ik ben dankbaar dat ik niemand van u gedoopt heb, behalve Crispus en Gaius
Dit is waarschijnlijk een terzijde die Paulus voor zichzelf maakt. Het zou waarschijnlijk beter met vers 15 en eventueel 16 als één vers gegroepeerd kunnen worden (Ellingworth).
Vers 15: zodat niemand kan zeggen dat u in mijn naam gedoopt bent.
Paulus herinnert de lezer eraan dat het enige doel van een christen terugleidt naar Christus, in tegenstelling tot de mens (MacDonald).
Vr. 16: (Ja, ik heb ook het huisgezin van Stephanas gedoopt; verder herinner ik me niet of ik nog iemand anders heb gedoopt.)
Dit vers is zeer ongewoon om op zichzelf te vinden, omdat het een kanttekening is die Paulus bij zichzelf maakt (Ellingworth). Echter, door de geschiedenis heen wordt dit soms opgevat als een gebod tot kinderdoop. De redenering hierachter is dat er in het huishouden waarschijnlijk zuigelingen of kinderen waren en dat die ook gedoopt werden. Dit is onwaarschijnlijk als Paulus’ bedoeling (Faussett).
Vers 17: Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen – niet met woorden van wijsheid, opdat het kruis van Christus zijn kracht niet verliest.
Paulus maakt hier verschillende punten. Ten eerste herinnert hij de lezer eraan dat de boodschap van het evangelie niet ligt in de retoriek of welsprekendheid van de woorden; zij ligt in de kracht van het kruis. De Grieken hadden een grote waardering voor wijsheid en dit idee van een verlosser aan een kruis lijkt dwaasheid, maar toch betoogt Paulus dat het de wijsheid is. Een ander punt hier is dat Paulus de doop erkent, maar niet zegt dat de kracht in de daad van de doop is. Hij erkende dat het zijn doel was om te prediken, niet om rituelen uit te voeren (MacDonald).
Christus de Wijsheid en Kracht van God: Vss 1:18-2:5
Vr. 18: Want de boodschap van het kruis is dwaasheid voor hen die verloren gaan, maar voor ons die gered worden is het de kracht van God.
Paulus brengt hier een belangrijk punt voor christenen naar voren. Hij herinnert de lezers eraan dat er slechts twee manieren zijn om het kruis te zien: als dwaasheid of als een reddende kracht. Dit benadrukt dat christenen de wereld zwart-wit moeten zien. Niets in het evangelie appelleert aan de hoogmoed of de kennis, waar de Korinthiërs een grote voorliefde voor hadden. Paulus herinnert hen eraan dat de echte kracht in de wereld te vinden is in het kruis (MacDonald). Bovendien zou de dwaasheid hier schaamtelozer zijn voor de lezers van die tijd, omdat kruisiging werd beschouwd als een van de meer beschamende methoden van executie. Paulus schrijft over Gods macht in het veranderen van de minst waarschijnlijke acties in de meest krachtige effecten (Keener).
Vers 19: Want er staat geschreven: “De wijsheid der wijzen zal Ik verderven; de intelligentie der verstandigen zal Ik verijdelen.”
Dit is een citaat van Jesaja 29:14. De context van dat vers is bijzonder belangrijk voor het begrijpen van deze passage. In Jesaja’s tijd had de natie Juda juist een verbond gesloten met Egypte ter voorbereiding op de komende invasie van Sennacherib, in plaats van te vertrouwen op de macht van God om hen te beschermen. Grote koningen in het verleden zochten de weg van God en eindigden als overwinnaars, waar de koningen die de wegen van de mens zochten, historisch verloren. De koning van deze tijd, Hizkia, onderwierp zich aan de weg van God en won de strijd. Dit vers herinnert de lezers eraan dat soms de methoden die het verstandigst, verstandigst of zelfs voor de hand liggend lijken, in de ogen van God vaak verkeerd kunnen zijn. De macht van God is superieur aan alle aardse wegen (MacDonald).
Vers 20: Waar is de wijze man? Waar is de geleerde? Waar is de filosoof van deze tijd? Heeft God de wijsheid der wereld niet tot dwaasheid gemaakt?
Sommige vertalingen gebruiken het woord “schriftgeleerde” in plaats van “geleerde”. De twee woorden zijn ruwweg uitwisselbaar. Het woord “wereld” verwijst hier naar alle mensen en niet naar de aarde (Ellingworth).
Vr. 21: Want daar de wereld door de wijsheid Gods Hem niet gekend heeft, heeft het God behaagd door de dwaasheid der prediking hen, die geloven, zalig te maken.
De boodschap in dit vers is van groot belang voor de lezers, voor de Korintiërs net zo min als voor de moderne christen. Dit is een herinnering dat niemand God kan vinden op eigen kracht. Menselijke kennis en inzicht onthullen God nooit, ondanks ontelbare filosofen, geleerden en leraren door de eeuwen heen. Alleen in het woord van het evangelie kunnen mensen redding vinden (MacDonald).
Vers 22: Joden eisen wonderbaarlijke tekenen en Grieken zoeken wijsheid,
Dit is een herhaling van het vorige vers. Paulus brengt specifieke voorbeelden naar voren van mensen die God zochten in iets anders dan het kruis. De Joden kregen 10 plagen te zien die hen uit Egypte leidden en dit was nog steeds niet genoeg om hen voor altijd te overtuigen van Gods liefde (Ellingworth).
Vr.23: maar wij prediken de gekruisigde Christus: een struikelblok voor de Joden en dwaasheid voor de heidenen,
De prediking van het offer van Christus blijkt een van de meest invloedrijke gebeurtenissen in de geschiedenis te zijn. Hieruit wordt de blijvende kerk van het christendom opgericht (Faussett). Voor zowel Joden als Grieken/Genten lijkt dit extreme onzin, het verhaal van de dood van een man die door de staat als ketter en misdadiger werd bestempeld (MacDonald).
Vers 24: maar voor hen die God geroepen heeft, zowel Joden als Grieken, is Christus de kracht van God en de wijsheid van God.
Notitie moet worden gemaakt van Paulus’ woordkeus hier. Hij gebruikt de uitdrukking “degenen die God geroepen heeft” tegenover de modernere term “christen”. Hoewel onbedoeld, herinnert Paulus de lezer aan de oorspronkelijke definitie van het christendom.
Vers 25: Want de dwaasheid van God is wijzer dan de wijsheid van de mens, en de zwakheid van God is sterker dan de kracht van de mens.
Dit moet heel voorzichtig gelezen worden. Paulus zegt niet dat God dwaas of zwak is. Hij wijst op de ironie van de situatie. Wat soms lijkt op de zwakste of meest dwaze daden van God, gaat alles te boven wat de mens kan bevatten. En zelfs deze daden zijn wijzer en sterker dan alles wat de mens kan voortbrengen.
Vers 26: Broeders, denk aan wat u was toen u werd geroepen. Niet velen van u waren wijs naar menselijke maatstaven; niet velen van u waren invloedrijk; niet velen waren van adellijke afkomst.
Ter herinnering: de samenleving van die tijd was in hoge mate hiërarchisch. Het was een maatschappij waar iemands plaats werd bepaald door hoe adellijk men was bij de geboorte. Wereldse normen zijn echter niet van toepassing op God (Ellingworth). Paulus zegt ook “niet velen” in plaats van “niet één.” Deze kleine verandering in formulering schept ruimte voor iedereen, hoewel Jezus leert dat het voor de rijken moeilijker is om de hemel binnen te komen. God gaat vaak voorbij aan wie mensen het meest geschikt achten om zijn werktuigen te zijn (MacDonald).
Vers 27: Maar God verkoos de dwaze dingen der wereld om de wijzen te beschamen; God verkoos de zwakke dingen der wereld om de sterken te beschamen.
Dit verwijst naar enkele van de vreemdste daden van God die resulteerden in enkele van de meest invloedrijke gebeurtenissen in de Joodse en Christelijke geschiedenis. De muren van Jericho vielen door met horens om de stad heen te marcheren, het leger van Gideon zegevierde toen God hun aantal verminderde, Simson versloeg legers met een kaakbeen als wapen, Jezus voedde scharen met een klein aantal broden en een paar vissen (MacDonald).
Vers 28: Hij koos de nederige dingen van deze wereld en de verachte dingen – en de dingen die niet zijn – om de dingen die zijn te verzachten,
Het is uit en in de laagste, meest gehate, meest verachte dingen dat God hoop schept (MacDonald).
Vers 29: opdat niemand zich voor zijn aangezicht beroemt.
Het zich beroemen kan hier beter begrepen worden als het proberen zich beter voor te doen dan een ander. Vooral in Gods tegenwoordigheid vernietigt deze omkering van de maatschappij pogingen om te schitteren door het voorbeeld te geven (Ellingworth).
Vers 30: Het is vanwege hem dat u in Christus Jezus bent, die voor ons wijsheid van God is geworden – dat wil zeggen, onze rechtvaardigheid, heiligheid en verlossing.
Christus wordt hier gepersonifieerd als wijsheid. Als basisdefinities, gerechtigheid is dingen recht maken door de kracht van God door Christus. Heiliging is iets heilig maken, of het apart zetten. Verlossing is vrijgemaakt worden van de banden van de zonde. (Ellingworth).
Vers 31: Daarom, zoals er geschreven staat: “Laat hij die roemt zich beroemen op de Here.”
Dit is een citaat van Jeremia 9:24. De formulering is echter moeilijk te begrijpen, het zou waarschijnlijk beter begrepen kunnen worden als: “Laat hij die zich beroemt, zich beroemen ten gevolge van wat voor ons gedaan is” (Ellingworth). Of: “Laat hij die roemt, zich beroemen in het hebben en begrijpen van God” (Keener).
WoordstudieEdit
Openbaring: Het Griekse woord voor openbaring dat gebruikt wordt in de passage Galaten 1:12 is ἀποκάλυψις anders dan het boek Openbaring, dat een en al apocalyptische beeldspraak is, gezien het feit dat het een apocalyptisch boek is; de openbaring waar Paulus naar verwijst ligt echter meer in de lijn van het herkennen van God in Christus. “De Christus-hymne waarmee het evangelie van Johannes opent (Joh. 1, 1-18) klinkt als de grondtoon wanneer het Christus afbeeldt als Gods woord van openbaring, in wie de mensen Gods heerlijkheid herkenden (dictionary of bib. imagery). Het Oude Testament verwijst meer naar De God die verschijnt. Na de val van de mens verschijnt of spreekt God alleen om zijn doel aan zijn volk te openbaren. Er zijn vele momenten in het Oude Testament waar God zichzelf openbaart, zijn openbaring, door middel van de natuur. Zo is er Mozes en de brandende braamstruik, God verscheen aan Job in een wervelwind. Hij heeft zich ook aan mensen geopenbaard in dromen (dictionary bib). En zo zijn er nog meer manieren waarop God openbaring gaf in het Oude Testament.
Geschiedenis:Paulus en GalatiëEdit
Galatië/plaats en volk:
Het Galatische volk was een stam met Keltische oorsprong die in de derde eeuw voor Christus (NIB) uit Europa migreerde. En vestigden zich in wat nu Ankara is, in 25 v. Chr. stichtte Augustus de Provincia Galatia waardoor het grondgebied van de Galaten werd uitgebreid. Niemand weet zeker waar de Galatië gemeenten waren waar Paulus aan schreef. Ze zouden in de gebieden van de etnische Galaten (noord Galatië) of in het Romeinse provinciale Galatië (zuid Galatië) geweest kunnen zijn (NIB). De Romeinse provincie in die tijd was een groot gebied van centraal Klein-Azië, het huidige Turkije, het land Galatië strekte zich uit tot aan de steden Iconium, Lystra, en Derbe, deze steden zijn genoemd in de boeken van Handelingen met de vermelding dat Paulus en Barnabas daar zendingswerk hadden gedaan. Toch noemt Paulus in de brief geen steden, waardoor het moeilijk is te achterhalen waar de gemeenten van Galatië lagen. Evenzo weten we niet hoeveel kerken er waren (NIB). Men probeert een verband te vinden tussen de verhalen van Lucas in Handelingen en de brieven van Paulus. Als ze gericht waren aan Zuid-Galatië en hun gemeenten die gesticht waren tijdens zijn “eerste zendingsreis” dan zou dat passen bij Handelingen 13-14, of als het voor Noord-Galatië was dan zouden ze gesticht zijn tijdens zijn “tweede zendingsreis” dan zou dat passen bij Handelingen 16:6. Weten waar de brieven voor bedoeld waren verandert niets aan de vertaling of de betekenis ervan; het brengt echter de onzekerheid van de datering van de brieven met zich mee.
Waarom paul de brief geschreven kan hebben:
Omdat de auteur verklaart dat hij de apostel Paulus is en geen ander stukje informatie uit dit document of uit de vroege kerkelijke traditie heeft betwijfeld dat het een Paulinisch auteurschap is. In de eerste hoofdstukken van zijn brief vertelt Paulus hen over zijn roeping vanaf de weg naar Damascus tot het moment waarop hij de brief aan hen schreef. (Interpretatie) Het feit dat Paulus de brief aan “de Kerken” richt, impliceert dat de brief geschreven is als een rondschrijven en bedoeld was om in verschillende kerken in Galatië gelezen te worden. Dit zou kunnen verklaren waarom hij geen specifieke steden of dorpen noemt (NIB). In eerdere brieven geeft de manier waarop Paulus de gemeenten groot maakt ook een hint naar waarom hij de brief schreef. In 1 Korintiërs bijvoorbeeld benadrukt hij dat zij “geheiligd zijn in Christus Jezus”. Naarmate de brief vordert, leren we dat hij hen schrijft over heiliging en het gebruik van hun geestelijke gaven (NIB). In Galaten volgt Paulus dit patroon door te verklaren dat hij een apostel is en gezonden door God en niet door mensen. Dit zou kunnen betekenen dat Paulus zijn status als apostel aan het verdedigen was, vanwege vragen of beschuldigingen (NIB). Het was ook gebruikelijk voor Paulus om God te danken voor de gemeente waaraan hij schreef na zijn groet, hij doet dit niet in zijn brief aan de Galatische gemeenten. Hij duikt in met zijn teleurstelling over hen. De kerken in Galatië zijn afgeweken van de grondbeginselen, die Gods genade door Jezus zijn. Ze hadden hem “verlaten”. Paulus heeft een goede relatie met de gemeenten in Galatië. Toen hij daar was ontvingen zij hem hartelijk en ontvingen hem met open armen en luisterden naar wat hij te zeggen had.(interpretatie) Wanneer hij hen schrijft herinnert hij hen aan vroeger toen de geest actief aanwezig was in hun gelovige gemeenschap en toen er wonderen werden gedaan. Zij hadden dit uit het oog verloren door andere zendelingen die binnenkwamen en probeerden de Joodse wet aan de heidenen op te dringen. Paulus was verbaasd dat zij zich zo gemakkelijk lieten overhalen. “…zich te onderwerpen aan de besnijdenis is de rug toekeren aan de vrijheid die in Christus gegeven is ten gunste van een rite die niet langer relevant is en alleen maar kan terugleiden naar slavernij (interpretatie).” De traditie van de besnijdenis is terug te voeren op Gods verbond met Abraham Genesis 17:10-14 “Dit is mijn verbond, dat gij houden zult, tussen Mij en u en uw nakomelingen na u: ieder mannelijk geslacht onder u zal besneden worden. (Gen 17:10 NASB) de passage gaat verder met te spreken over hoe zelfs zijn dienaren enzovoorts besneden moeten worden. Dit was een manier voor het volk van God om apart gezet te worden. Toen Jezus kwam en stierf werd er een nieuw verbond gesloten. Zoals Jezus bij het laatste avondmaal verklaarde, toen hij de discipelen de wijn liet drinken: “En hij zeide tot hen: Dit is mijn bloed des verbonds, hetwelk voor velen vergoten wordt. (Marcus 14:24 NASB)” Na dit nieuwe verbond kwamen velen tot de overtuiging dat besnijdenis niet langer nodig was. Doordat de Galaten dachten dat zij besneden moesten worden om naar de hemel te gaan, maakte Paulus zich zorgen over wat zij nog meer gehoord kunnen hebben en zijn gaan volgen. Ook wanneer Paulus schrijft, schrijft hij met veel emoties en intensiteit. Hij verbergt zijn gevoelens van frustratie niet (Tolken).