Constipatie is zowel een symptoom als een stoornis, gezien bij zowel functionele constipatie als het prikkelbare darm syndroom met constipatie-predominantie (IBS-C). Ondanks de Rome IV criteria die onderscheid maken tussen deze aandoeningen, hebben ze veel therapeutische benaderingen gemeen. In deze review wordt de relatie tussen constipatie en buikpijn onderzocht en wordt nagegaan of laxeren de buikpijn verbetert en of een dergelijke respons op laxeren verschilt tussen IBS-C en functionele constipatie. Bij patiënten met functionele constipatie is het verhogen van de frequentie van de stoelgang met laxantia, ongeacht het werkingsmechanisme, geassocieerd met een afname van de ernst van de buikpijn, wat de rol van constipatie als factor van abdominaal ongemak ondersteunt. Bij patiënten met IBS-C blijkt uit systematische reviews dat buikpijn wordt veroorzaakt door andere factoren dan alleen constipatie en dat ook viscerale analgetische modulatie nodig is om de pijn te optimaliseren. Veranderende definities van IBS-C en heterogeniteit in klinische studieopzet inclusief eindpunten hebben onzekerheid doen ontstaan over het vergelijkend vermogen van oudere laxantia zonder bekende neuromodulerende effecten om chronische buikpijn te verbeteren in vergelijking met nieuwe secretagogen en prokinetica voor de behandeling van IBS-C. Hoewel bekend is dat buikpijn gepaard gaat met constipatie en laxatie bijdraagt aan verlichting van die pijn, is niet bewezen of de voorgestelde viscerale analgetische eigenschappen van nieuwe laxantia een grotere verlichting van de pijn geven dan laxatie alleen. Het is echter waarschijnlijk dat de reactie op laxeren bij IBS-C slechts een deel van de puzzel is.