Hoe graag we het verhaal van de Rijke Man en Lazarus ook zouden willen vergeestelijken, het is heel moeilijk om de centrale boodschap ervan weg te verklaren, vooral gezien wat Lucas elders in zijn Evangelie te zeggen heeft over geld en bezit.
De lotgevallen van deze twee individuen na de dood zijn sterk verbonden met hun ervaringen van rijkdom en armoede in dit leven.
De rijke man heeft geen naam, hoewel hij in de latere geschiedenis verschillende namen heeft gekregen, zoals Dives, wat “rijk” betekent in het Latijn. Lazarus daarentegen is de enige naam die in Jezus’ gelijkenissen aan iemand wordt gegeven; het betekent El-azar, “God heeft geholpen.” (Er schijnt geen verband te zijn tussen deze Lazarus en de gereanimeerde man in Johannes 11:1-44.)
Het verhaal begint met een drastische ommekeer die plaatsvindt na de dood van deze twee mannen (16:19-23). Tijdens zijn leven etaleerde de rijke man ostentatief zijn rijkdom met mooie kleren en overdadige feesten. Lazarus daarentegen was bedekt met zweren, had honger en had alleen honden om zijn zweren te likken. Na zijn dood wordt Lazarus weggevoerd naar een geëerde plaats naast Abraham, Gods vriend en de vader van Israël (3:8; 13:28-29). De rijke man daarentegen bevindt zich in Hades, een plaats van kwelling en eeuwige straf (10:15).
Er volgt een gesprek tussen de rijke man en Abraham (16:24-26). De rijke man vraagt Abraham om Lazarus te zenden om zijn pijn in Hades te verlichten, maar Abraham antwoordt dat dit niet kan worden gedaan. Hun fortuin is veranderd. In hun leven heeft Lazarus slechte dingen meegemaakt en hij goede dingen, maar nu is Lazarus getroost en hij is in doodsnood. Er gaapt nu een “grote kloof” tussen beiden, die niet kan worden overbrugd.
De rijke man smeekt Abraham dan om Lazarus te sturen om zijn vijf broers te waarschuwen voor Hades (16:27-41). Abraham antwoordt dat zij reeds Mozes en de profeten hebben om hen te waarschuwen. Dit antwoord is in overeenstemming met Lucas’ nadruk op de continuïteit tussen Jezus’ onderricht en dat van Mozes en de profeten (zie 24:26-28; 44-48; zie ook 16:16-17). Wanneer Lazarus beweert dat zijn broers van gedachten zullen veranderen als iemand uit de dood tot hen komt, antwoordt Abraham dat als zij niet naar Mozes en de profeten hebben geluisterd, zij zeker niet overtuigd zullen worden door iemand die uit de dood is opgewekt, een toespeling misschien op Jezus’ opstanding (9:22; Handelingen 1:22).
Het verhaal draait om de omkering van het lot dat plaatsvindt nadat Lazarus en de rijke man zijn gestorven. Het verbindt kwelling of troost na de dood met hoe we de minder bedeelden om ons heen behandelen, zoals Matteüs eeuwig leven en straf verbindt met hoe we hongerigen en dorstigen, vreemdelingen, naakten, zieken en gevangenen behandelen (25:31-46). Deze omkering na de dood is ultiem. Er gaapt een onoverbrugbare kloof tussen Lazarus aan Abrahams zijde en de rijke man in Hades.
Luke benadrukt in het bijzonder de manier waarop de status van de rijken en de armen wordt omgekeerd in het koninkrijk van God. Wanneer Jezus in Maria’s schoot wordt verwekt, verheugt zij zich erover dat de hongerigen zijn verzadigd en de rijken leeg zijn weggezonden (1,46-55; vgl. 1 Samuel 2,1-10). In de Preek op de Vlakte vertelt Jezus de armen dat God hen begunstigt en dat het koninkrijk van God aan hen toebehoort, maar hij waarschuwt de rijken voor wat komen gaat, omdat zij hun troost al in dit leven hebben ontvangen (6:20-25).
Luke maakt duidelijk dat de armen een focus zijn van Jezus’ bediening. In zijn openingspreek verklaart Jezus dat hij door de Geest des Heren gezalfd is “om aan de armen goed nieuws te brengen” (4:18; zie ook 7:22). Jezus vermaant zijn volgelingen om voor hun feesten niet alleen de vrienden en buren uit te nodigen die hen kunnen terugbetalen, maar om ook “de armen, de kreupelen, de lammen en de blinden” uit te nodigen (14,13). Dit klinkt door wanneer Jezus het koninkrijk van God beschrijft als een bruiloftsmaal waar “de armen, de kreupelen, de lammen en de blinden” zijn uitgenodigd (14:21).
Maar als aan de armen het goede nieuws wordt verkondigd, dan krijgen de rijken een enigszins andere boodschap. De rijke jonge heerser die Jezus vraagt hoe hij het eeuwige leven kan beërven, krijgt te horen dat hij alles wat hij heeft moet verkopen en het geld aan de armen moet uitdelen. Als hij daar bedroefd over wordt (vanwege zijn rijkdom) merkt Jezus op dat de rijken meestal meer moeite hebben om het koninkrijk van God binnen te gaan (18:18-30). Net als de rijke dwaas, slaan de rijken hun schatten op in steeds grotere schuren die ze na hun dood niet kunnen meenemen (12:8-21). Zij kunnen “schatten voor zichzelf” opslaan, maar zij zijn niet “rijk jegens God” (12:21).
Maar “rijk jegens God” zijn – en “een schat in de hemel” hebben – gaat niet alleen over vroomheid. Het gaat ook om het verkopen van bezittingen en het uitdelen van rijkdom aan de armen (12:33; 18:22). Nadat hij Jezus ontmoet heeft, geeft Zacheüs de helft van zijn bezittingen aan de armen en betaalt iedereen die hij bedrogen heeft vier keer zoveel terug (19:1-10). Zoals de kerk in Handelingen ontstaat, verkopen nieuwe bekeerlingen “hun bezittingen en goederen en verdelen de opbrengst onder allen, wie het nodig heeft” (2:45; 4:32-34).
Het verhaal van de rijke man en Lazarus is misschien moeilijk voor veel Noord-Amerikanen, wier levensstijl in schril contrast staat met een meerderheid van de mensen in de wereld die van veel minder leven. Zoals zoveel andere dingen die Lucas zegt over geld en bezittingen, is het een scherpe aanklacht, niet alleen tegen het grote vertrouwen dat wij stellen in financiële zekerheid, maar ook tegen de drastische ongelijkheid tussen rijk en arm die wij laten voortbestaan.
In dit verhaal heeft Gods eeuwige oordeel alles te maken met de manier waarop wij rijkdom in dit leven gebruiken en met de vraag of wij aandacht hebben voor de minder bedeelden in ons midden. De verleiding is groot om een verhaal als dit weg te verklaren en de overduidelijke voorstelling van hoe God uiteindelijk de zaak van de armen zal rechtvaardigen, te verwijderen. Maar de boodschap is duidelijk. Net als de vijf broers van de rijke man, hebben wij alle waarschuwing gekregen die we nodig hebben.