Common Terms
Een volledige woordenlijst van termen voor onderzoek op de plaats delict, bijgehouden door het National Institute of Justice, is online beschikbaar.
Alternatieve lichtbron – Speciaal verlichtingstoestel dat zichtbaar en onzichtbaar licht produceert op verschillende golflengten om onderzoekers te helpen bij het lokaliseren en visueel verbeteren van bewijsmateriaal (bijv, vloeistoffen, vingerafdrukken, kledingvezels).
Associatief bewijs – elk bewijs dat een verband kan leggen tussen een persoon of een voorwerp en de plaats van het misdrijf.
Biologisch bewijs – fysiek bewijs zoals lichaamsvloeistoffen die afkomstig zijn van een mens, plant of dier.
Chain of custody – Het proces dat wordt gebruikt om de chronologische geschiedenis van het bewijsmateriaal bij te houden en te documenteren. Documenten registreren de persoon die het bewijsmateriaal verzamelt en elke persoon of instantie die het vervolgens in bewaring neemt. Deze chain of custody controleert of het geanalyseerde bewijsmateriaal hetzelfde is als het bewijsmateriaal dat op de plaats van het misdrijf werd gevonden en helpt ervoor te zorgen dat er niet met het bewijsmateriaal kon worden geknoeid.
Besmetting – De ongewenste overdracht van materiaal van een andere bron naar een stuk fysiek bewijsmateriaal. Het per ongeluk aanraken van een wapen, waardoor er vingerafdrukken op komen, is een voorbeeld van contaminatie van bewijsmateriaal.
Controlemonster – materiaal van een bekende bron dat vermoedelijk niet is verontreinigd tijdens het plegen van het misdrijf.
Kruiscontaminatie – De ongewenste overdracht van materiaal tussen twee of meer bronnen van fysiek bewijsmateriaal. Bijvoorbeeld, het onjuist verzamelen van biologisch bewijsmateriaal zoals bloed kan ertoe leiden dat een monster zich vermengt met een ander monster en beide verontreinigt.
Eliminatiemonster – materiaal van een bekende bron dat is afgenomen van een persoon die rechtmatige toegang tot de plaats delict had.
First responders – De eerste reagerende wetshandhavingsfunctionaris(sen) en/of andere openbare veiligheidsfunctionaris(sen) of dienstverlener(s) die op de plaats delict aankomen vóór de aankomst van de behandelende onderzoeker(s).
Fluorescerend poeder – Poeder dat fluorescerende chemicaliën bevat en dat op een oppervlak wordt aangebracht om latente afdrukken zichtbaar te maken; gebruikt in combinatie met een alternatieve lichtbron.
Impressiebewijsmateriaal – Voorwerpen of materialen die de kenmerken hebben behouden van andere voorwerpen die er fysiek tegenaan zijn gedrukt.
Latente afdruk – Een vingerafdruk, handpalmafdruk of voetafdruk die onder normale verlichting niet goed zichtbaar is.
Locard’s Verwisselprincipe – de theorie dat iedere persoon die een ruimte betreedt of verlaat, fysiek materiaal van de plaats delict zal deponeren of verwijderen.
Andere responders – personen die betrokken zijn bij een aspect van de plaats delict, zoals perimeterbeveiliging, verkeerscontrole, mediabeheer, scèneverwerking en technische ondersteuning, evenals officieren van justitie, medisch personeel, lijkschouwers, forensisch onderzoekers, bewijstechnici en brandweer- en reddingsfunctionarissen.
Presumptieve test – een test die doorgaans wordt uitgevoerd op een plaats delict en die onderzoekers basisinformatie verschaft over de verbinding in kwestie. Presumptieve tests kunnen doorgaans de klasse van het bewijsmateriaal onthullen, maar zijn niet in staat om de specifieke verbindingen waaruit het bestaat te bevestigen.
Probatief – het potentieel bezitten om details te verstrekken die waardevol zijn voor een onderzoek.
Reconstructief bewijsmateriaal – reconstructief bewijsmateriaal stelt onderzoekers in staat om inzicht te krijgen in de handelingen die op de plaats delict hebben plaatsgevonden; een gebroken ruit, een bloedspatpatroon, kogelbanen en schoenafdrukken.
Referentiemonster – materiaal van een verifieerbare/gedocumenteerde bron dat, wanneer het wordt vergeleken met bewijsmateriaal van een onbekende bron, een associatie of verband aantoont tussen een dader, plaats delict en/of slachtoffer.
Sporenbewijs – Fysiek bewijsmateriaal dat het resultaat is van de overdracht van kleine hoeveelheden materialen (bijv, haar, textielvezels, verfspanen, glasscherven, deeltjes van schotresten).
Voorbijgaand bewijsmateriaal – Bewijsmateriaal dat door zijn aard of door de omstandigheden op de plaats van het misdrijf zijn bewijskracht zal verliezen indien het niet wordt bewaard en beschermd (bijv, bloed in de regen).
Onbekend/onduidelijk monster – bewijsmateriaal van onbekende oorsprong; deze monsters kunnen op een plaats delict worden gevonden, tijdens het plegen van een misdrijf aan een dader worden overgedragen, of op meer dan één plaats delict worden gevonden.
Terug naar begin van de pagina ▲