In onze kindertijd en adolescentie, liggen ons geluk en overleven in de handen van onze ouders of voogden. We verlangen ernaar door hen geliefd te worden, we verlangen ernaar nooit door hen gekwetst te worden, we verlangen ernaar beschermd te worden en voor ons te zorgen. We verlangen ernaar dat ze ons gelukkig maken en ons veilig laten voelen. Omdat zelfs onze ouders mensen zijn, zullen we vroeg of laat gekwetst worden door de mensen van wie we houden en die we het hardst nodig hebben om te overleven. Het is ook heel ongewoon om van een ouder geluk en liefde te ontvangen zonder voorwaarden of verwachtingen van iets terug, hoewel dat wel zou moeten. In plaats daarvan wordt vaak van ons verwacht dat we onze ouders gelukkig maken en hen de liefde teruggeven die ze nodig hebben en/of missen om hen gelukkig en heel te laten voelen.
De realiteit is dan, dat we een volledig verwrongen beeld en idee ontwikkelen van wat liefde is.
Waarom geven ouders ons niet de liefde waar we naar verlangen, maar vragen ze ons in plaats daarvan om die voor hen te verschaffen? Ook al zijn we kinderen, er wordt van ons verwacht dat wij hun de liefde geven die zij nodig hebben in plaats van andersom. Waarom? Omdat zij mensen zijn. Zij kunnen onvolmaakt zijn. Hun liefde is onvolmaakt, omdat het menselijke liefde is, geen Goddelijke liefde.
Ja, tijdens onze reis samen, kunnen onze vaders en moeders ons bewust of onbewust in de steek laten, ons verraden, afwijzen of verwaarlozen. Ze kunnen oneerlijke oordelen over ons vellen die wij als onjuist ervaren, maar geen andere keuze hebben dan de lasten ervan op ons te nemen. Als kinderen hebben we helaas geen keus. En overwerkelijk als we ervaren dat we voor het eerst gekwetst worden, door de mensen die verondersteld worden het meest van ons te houden, ons het meest te beschermen, ons het meest te respecteren en er het meest voor ons te zijn, groeien we op om blindelings toe te passen wat we over liefde geleerd hebben en vergeten we dat we een keuze hebben.
We gaan verder met ons leven in de overtuiging dat liefhebben te riskant is. Om eerlijk te zijn, dat is het ook. Hoe groter de liefde, hoe groter het risico en liefde van een ander is niet gratis. Volwassen relaties vereisen dat we bereid zijn om lief te hebben en geliefd te worden.
Als volwassenen verlangen we ernaar om volledig geliefd te worden door iemand die ons nooit zal teleurstellen of kwetsen. Iemand die ons niet zal vragen te veranderen in ruil voor zijn liefde. Dus zoeken we naar de ‘juiste’ man of de ‘juiste’ vrouw, en weerstaan of verwerpen de ‘verkeerde’. Maar de vraag blijft, is er een juiste of een verkeerde?
Als we opgroeien, ontdekken we al snel dat, hoe goedbedoeld ook, de mens gewoon niet in staat is om volmaakt lief te hebben. Net als onze ouders of voogden, en net als wijzelf, heeft iedereen menselijk lief en zeker niet zoals verlichte Goden of Godinnen. Zijn we dan allemaal verkeerd? Is ‘verkeerd’ niet sowieso een subjectief oordeel? En wie zijn wij om mensen als ‘goed’ of ‘fout’ te beoordelen, of het nu een echtgenoot, partner, vriend of collega is?
Ja, mensen liefhebben is riskant. Hoe groter de liefde, hoe groter het risico. Het is beter dat we dat in gedachten en in ons hart noteren, maar laat het ons er niet van weerhouden risico’s te nemen. Het hartzeer dat we voelen als we een brief van iemand ontvangen, of als we praten met iemand met wie we al een tijdje een band hebben, kan ons het gevoel geven dat het de pijn niet waard is om ons hart weg te geven om het daarna weer te laten breken. Het is zeker beter om onszelf de kans te ontzeggen om gewoon te ontdekken wat zich hierna zou kunnen ontvouwen. En wat is een beter excuus dan de onzekerheid of het wel de juiste man of vrouw is? Hoe kan ik ervoor zorgen dat ik niet opnieuw in de steek gelaten, verraden, afgewezen, veroordeeld, niet gerespecteerd of onrechtvaardig behandeld word?