Deze post bevat Father Callan’s korte samenvatting van 4:1-8, gevolgd door zijn aantekeningen. Tekst in het rood zijn mijn toevoegingen.
EEN LAATSTE BEROEP AAN TIMOTHY
Een samenvatting van 2 Timoteüs 4:1-8~Nu het einde nadert, roept de oude apostel, gevoelende dat zijn dagen geteld en zijn werk gedaan zijn, Timoteüs onophoudelijk op om de arbeid van het ambt voort te zetten en de beproevingen te doorstaan, zich voorbereidende op de aanvallen van toekomstige valse leraars. Wat Paulus zelf betreft, hij staat op het punt zijn bloed te vergieten als een offer voor de zaak; maar hij is gereed en zijn beloning wacht op hem. De rechtvaardige Rechter zal hem nooit in de steek laten, evenmin als iemand anders die voor de zaak heeft geleefd en gewerkt.
1. Ik beveel u, voor God en Christus Jezus, die zal oordelen de levenden en de doden, bij zijn komst en zijn koninkrijk:
St. Paulus beveelt Timotheüs in de verzen 1-4 des te plechtiger om het woord van God te prediken naarmate de goddelozen verder van de waarheid afdwalen.
Ik beveel u, enz. Beter: “Ik beveel u plechtig, enz.” Dezelfde plechtige formule komt weer voor in 1 Tim 5:21 en 2 Tim 2:14.
De levenden en de doden. Zie het commentaar op 1 Thess 4:16-17.
Zijn komst, in het algemene oordeel, om aan een ieder te vergelden naar zijn werken. Het woord “komst” is het Griekse επιφανειαν (epifanesisch), vandaar ons woord “epifanie”. Hetzelfde woord werd eerder in de brief gebruikt, waarin Paulus zich begon voor te bereiden op de aanklacht die hij nu geeft: Ik dank God, die ik dien van mijn voorvaderen af, met een rein geweten, dat ik zonder ophouden aan U gedenk in mijn gebeden, dag en nacht. Verlangend u te zien, uw tranen indachtig, opdat ik vervuld moge zijn van vreugde: Indachtig het geloof, dat in u ongeveinsd is, hetwelk ook eerst in uw grootmoeder Lois en in uw moeder Eunice woonde, en ik ben er zeker van, dat het ook in u is. Daarom vermaan ik u, dat gij de genade Gods, die in u is, aanwakkert door het opleggen van mijn handen. Want God heeft ons niet gegeven de geest der vreze, maar van kracht en liefde en van nuchterheid. Schaamt u daarom niet voor het getuigenis van onze Heer, noch voor mij, zijn gevangene, maar werkt met het evangelie, naar de kracht van God. Die ons verlost en geroepen heeft door Zijn heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar Zijn voornemen en genade, die ons vóór de tijden der wereld in Christus Jezus gegeven is: Maar die nu openbaar is geworden door de verlichting (επιφανειας = epiphaneius) van onze Heiland Jezus Christus, die de dood heeft vernietigd en door het evangelie het leven en de onverderfelijkheid aan het licht heeft gebracht. Daarin ben ik aangesteld als prediker en apostel en leraar van de heidenen. Om welke reden ik ook deze dingen lijd, maar ik schaam mij niet. Want ik weet, wie ik geloofd heb, en ik ben er zeker van, dat hij machtig is te bewaren, hetgeen ik hem heb toevertrouwd, tot die dag. Houdt de gestalte van de gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in het geloof en in de liefde, die in Christus Jezus is. Bewaar het goede, dat u is toevertrouwd door de Heilige Geest, Die in ons woont (2 Tim. 1, 3-14). De prediking van het Evangelie is geworteld in Gods eeuwig doel, ingewijd als gevolg van Christus’ eerste komst, en gericht op zijn tweede.
Zijn koninkrijk, waaraan de goeden zullen worden uitgenodigd deel te nemen. Het woord “komst” en “koninkrijk” zijn accusatieven van adjuratie in het Grieks en maken deel uit van de eed van de apostel. Hij schrijft dus niet dat de levenden en de doden geoordeeld zullen worden door zijn komst en zijn koninkrijk, een mogelijke implicatie van de Engelse vertaling als er geen rekening wordt gehouden met de komma, maar: “I charge you…by his coming and his kingdom.” Zie de verschillende vertalingen die een voegwoord “en” plaatsen na de bijzin “die zal oordelen de levenden en de doden”) onmiddellijk voor de woorden “door zijn verschijning”.
2. Predik het woord: wees dadelijk te zijner tijd en te zijner tijd: vermaan, smeek, berisp met alle lijdzaamheid en leer.
Predik het woord: wees dadelijk (επιστηθι) te zijner tijd en te zijner tijd. Men zou bijna kunnen vertalen: “Verkondig het woord, neem stelling (επιστηθι) in seizoen en buiten seizoen.” De vermaning die Paulus hier geeft staat in schril contrast met die van de heidense moralisten uit de eerste eeuw, die waarschuwden dat de oproep tot juist handelen alleen seizoensgebonden mocht zijn (d.w.z. op het juiste moment). Zie hierover pater Benjamin Fiore’s THE PASTORAL EPISTLES. Het feit dat de christenen weten dat zij zich in de eindtijd bevinden en niet weten wanneer Christus zal wederkomen om te oordelen, is wat Paulus hier motiveert en ook de wetenschap dat er een tijd zal komen dat zij (de mensen) de gezonde leer niet zullen verdragen, maar naar hun eigen begeerten leraars voor zich zullen ophopen, hebbende jeukende oren: En zij zullen inderdaad hun gehoor van de waarheid afwenden, maar zich tot fabelen bekeren (zie hieronder, verzen 3-4). De Geest had voorspeld dat zulke mensen zouden komen: De Geest nu zegt klaarblijkelijk, dat in het laatste der tijden sommigen zullen afvallen (αποστησονται = “ophouden staande te blijven”) van het geloof, gehoor gevende aan geesten der dwaling en leringen van duivelen (1 Tim. 4:1). Daarom moet Timotheüs te gelegener tijd (επιστηθι = “standhouden”) in seizoen en buiten seizoen zijn.
Het woord, d.w.z. de boodschap van het Evangelie (Gal 6:6; Kol 4:3). Dit moet Timotheüs onophoudelijk verkondigen, opdat allen het mogen horen en de gelegenheid krijgen de leer ervan te omhelzen. “Verkondig onophoudelijk, opdat allen horen:” Pater George T. Montague merkt in zijn Commentaar op EERSTE EN TWEEDE TIJD, TITUS op dat de uitdrukking “het woord verkondigen” vandaag de dag bij sommigen de indruk zou kunnen wekken dat de Heilige Paulus korte preken in gedachten heeft, die af en toe in de vergadering worden gehouden. Het woord “prediken” heeft echter een zeer openbare strekking en impliceert een zeer openbare boodschap die van de daken moet worden verkondigd (zie Matt. 10, 27). Het idee dat godsdienst privé zou moeten zijn, is zeer vreemd aan de Schrift. Er wordt een contrast getrokken tussen het zeer openbare karakter van het Evangelie en de praktijken van de valse leraars die “huizen binnensluipen” (2 Tim 3,6), “hele huizen ondermijnen” (Titus 1,11).
Preekt…vermaant…smeekt…berispt. Wat Timotheüs hier wordt opgedragen te doen, doet denken aan wat Paulus heeft gezegd over het gebruik van de Schrift voor de mens van God: Alle van God ingegeven geschriften zijn nuttig om te onderwijzen, te berispen, te verbeteren, te onderwijzen in de gerechtigheid: Opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust (2 Tim. 3, 16-17).
In de leer. Prediking zonder leer is van weinig waarde, omdat het inhoud mist en berisping en vermaning zonder reden en basis laat. Het Griekse woord dat hier vertaald wordt met “leer” is διδαχή (didache). Het woord kan zowel de handeling van het onderwijzen als het onderwerp van het onderricht aanduiden.
3. Want er zal een tijd komen, dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar naar hun eigen begeerten leraars zullen ophopen, hebbende jeuk aan hun oren.
De reden wordt nu gegeven, waarom Timotheüs zijn ijver moet verdubbelen; want tijdens zijn eigen leven zullen er mensen zijn, die naar aanleiding van hun eigen begeerten en hunkering naar nieuwigheden, de gezonde leer zullen verwerpen, zij zullen de dogma’s van de Kerk verwerpen en zich daarvan afwenden, en in plaats daarvan leraars zullen zoeken, wier leerstellingen de hartstochten en de lagere begeerten aanspreken. In onze tijd is dit precies wat er gebeurt. Velen maken nu het begrip dogma belachelijk als ouderwets en verouderd, en lopen achter de predikers aan die kunstmatige geboortebeperking, proefhuwelijken, echtscheidingen en dergelijke toestanden rechtvaardigen. Voor het geval u het zich afvraagt, pater Callan schreef deze woorden in 1922.
Omdat er een tijd zal zijn (καιρος = kairos, een bepaalde, vastgestelde of juiste tijd). Zoals reeds is aangegeven, is het hiertoe noodzakelijk dat Timoteüs en allen die de opdracht hebben gekregen het Evangelie te verkondigen, hun standpunt bepalen in de tijd (ευκαιρως = eukairos) en buiten de tijd (ακαιρως = akairos).
Zij zullen de gezonde (gezonde, υγιαινουσης) leer (onderricht, lering, διδασκαλιας) niet verdragen (hebben, vasthouden, ανεξονται). Het woord dat hier vertaald is met “verdragen” zou ook vertaald kunnen worden met “lijden”, wat een enigszins sarcastische uitspraak suggereert: Zij zullen niet lijden onder gezond leren. Maar het woord ανεξονται komt alleen hier in de pastoralen voor, en Paulus gebruikt een ander woord voor lijden (zie 2 Tim 3:11). De wortel van ανεξονται is ἔχω (“hebben, vasthouden of bezitten”). Dit woord wordt verschillende keren gebruikt in de Pastoralen en het gebruik ervan in 2 Timoteüs is leerzaam, omdat het nu eens wordt toegepast op evangeliepredikers en dan weer op valse leraren; zo wordt een tegenstelling vastgesteld: Houdt de vorm van de gezonde woorden die gij van mij gehoord hebt: in het geloof en in de liefde die in Christus Jezus is (2 Tim. 1, 13). En hun (d.w.z. de valse leraars) praatjes grijpen als een kankerkanon (2 Tim 2:17). Maar het vaste fundament Gods staat vast, met dit zegel: de Here weet, wie de Zijnen zijn; en laat een ieder, die de naam des Heren noemt, zich van de ongerechtigheid verwijderen (2 Tim 2:19). Weliswaar een schijn van godsvrucht hebben, maar de kracht daarvan verloochenen. Deze nu vermijden (2 Tim 3:5).
Maar naar hun eigen begeerten. Geeft de motivatie voor hun niet verdragen van gezonde, gezonde leer. “Hun eigen” duidt op egocentrisch individualisme en de hele zin doet denken aan die waarover eerder is gesproken: Weet ook dit, dat in de laatste dagen gevaarlijke tijden zullen komen. De mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelf, begerig, hoogmoedig, hoogmoedig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, goddeloos, zonder genegenheid, zonder vrede, lasteraars, onverbeterlijk, onbarmhartig, zonder vriendelijkheid, verraders, koppig, hoogmoedig, en liefhebbers van genot meer dan van God: Die wel een schijn van godsvrucht hebben, maar de kracht daarvan verloochenen. Deze nu vermijden (2 Tim 3:1-5). Merk op dat zij die het Evangelie verwerpen voor hun eigen begeerten moeten worden gemeden (1 Kor 5:9-11; Matt 18:15-18).
Zij zullen zich (επισωρευσουσιν) leraars ophopen. Het zijn mensen die beladen zijn met (“opgestapeld met” σεσωρευμενα) zonden, die worden meegesleept met verschillende begeerten, die dit doen (zie 2 Tim 3:6).
Het hebben van jeukende oren, d.w.z., zij zullen begerig zijn naar allerlei nieuwigheden.
4. En zij zullen inderdaad hun gehoor van de waarheid afkeren, maar zich tot fabelen wenden.
Zij zullen hun gehoor afkeren. Vanwege hun “jeukende oren”. Voor “zich afkeren” zie 2 Tim 1:15; Titus 1:14.
Omgebogen tot fabelen. Voor “zich bekeerd tot” zie 1 Tim 1:6; 5:15. In 1 Tim 6:20 waarschuwt Paulus Timoteüs om nieuwigheden in woorden te vermijden (letterlijk: zich er niet toe te wenden).
Fabelen. Zie over 1 Tim 1:4, 4:7. Over 1 Tim 1:4 schreef pater Callan: “Fabels waren hoogstwaarschijnlijk Joodse legenden (Titus 1:14), zoals die vaak in de Talmoed gevonden worden; en genealogieën waren extravagante, legendarische verhalen over de oude aartsvaders, zoals we die vinden in het Boek Jubileeën. Speculatie over deze nutteloze onderwerpen zou wegleiden van de grote waarheden van het geloof en de praktische realiteiten van het christelijk leven; en zo zou enorme schade worden toegebracht aan de Kerk en aan de zielen”.
5. Maar weest nuchter, werkt in alle dingen, lijdt ontberingen, doet het werk van een evangelist, vervult uw ambt.
Tegenover de zojuist beschreven moeilijkheden moet Timotheüs in alle dingen verstandig en goed gesteld zijn, ontberingen verdragen, het Evangelie prediken, en getrouw al zijn plichten vervullen als een dienaar van Christus, belast met de zaak van zijn meester.
Evangelisten. Evangelist. Zie op Ef 4:11. In zijn aantekeningen over Ef 4:11 schreef Vader Callan: Evangelisten zijn niet noodzakelijkerwijs alleen degenen die de Evangeliën schreven, maar zendelingen en predikers van het woord onder vreemdelingen en ongelovigen (Johannes 21:15 e.v.; Handelingen 21:8; 2 Tim 4:5; 1 Petrus 2:25).
Ministerie. Zie over 1 Tim 1:12. In zijn aantekeningen bij 1 Tim 1:12 schreef pater Callan: “Het Griekse woord voor ‘ambt’ betekende hier in de tijd van Paulus het apostolaat, terwijl het in de tweede eeuw de diakensorde was gaan aanduiden. Vandaar dat we in het gebruik van het woord hier een argument hebben voor de vroege datum van deze brief. Paulus zou nauwelijks over zichzelf spreken als geroepen tot het diakenschap. In de tijd van pater Callan poneerden sommige rationalistische geleerden een datering in de tweede eeuw voor de Pastoralen, een standpunt dat nu bijna volledig verlaten is. Want ik ben zelfs nu gereed om geofferd te worden; en de tijd van mijn vertrek is nabij.
Het geheim van de bezorgdheid van de apostel over Timotheüs’ bereidheid, ijver, bereidheid om te lijden, enz. wordt nu onthuld; de oude kampioen van het Evangelie gaat hem zeer spoedig verlaten, hij kijkt in zijn open graf.
Gereed om geofferd te worden. Beter gezegd: “ten offer gebracht”, d.w.z. hij stond op het punt zijn bloed te vergieten als een offer aan God, zoals vroeger bij sommige van de oude Joodse offers het drankoffer van wijn als plengoffer aan God werd vergoten (Num. 15:1-10); de dood van de apostel is nabij. Doet denken aan wat hij schreef in Filippenzen 2:17~Ook al moet ik als plengoffer op het offer van uw geloof worden uitgegoten, ik ben blij en verheug mij met u allen (RSV).
Mijn vertrek. Een ander beeld om de nabijheid van zijn dood aan te geven. In Filippenzen 1:23 sprak Paulus over zijn verlangen om te vertrekken en bij Christus te zijn.
7. Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop voleindigd, ik heb het geloof behouden.
8. Wat de rest betreft, er is voor mij een kroon der gerechtigheid weggelegd, die de Here, de rechtvaardige rechter, mij te dien dage zal geven; en niet alleen aan mij, maar ook aan hen die zijn komst liefhebben.
De metaforen worden hier getrokken uit de arena en de renbaan. Als een sterke atleet heeft de apostel de goede strijd gestreden ter verdediging van het geloof (1 Tim. 6, 12); als een trouwe loper in de wedloop heeft hij het parcours afgelegd; hij heeft al zijn plichten vervuld en het hem toevertrouwde depot van het geloof bewaard. Nu is hij gereed voor de kroon, het loon waarmee de Heer, zijn rechtvaardige Rechter, hem zal belonen.
Deze beloning wordt “een kroon der gerechtigheid” genoemd, omdat zij verdiend is; het is iets wat de apostel in gerechtigheid toekomt. Hier hebben we een uitdrukkelijk bewijs dat de rechtvaardige, door goede werken verricht in de staat van genade, het eeuwige leven de condigno kan verdienen. En toch blijft het waar dat de vreugde van de hemel een geschenk om niet is; want God heeft van eeuwigheid af de rechtvaardigen om niet verordineerd tot het eeuwige leven, en in de loop van de tijd schenkt Hij hun om niet de genade waardoor zij hun redding bewerken en eeuwige beloningen verdienen. Cf. Conc. Trid., sess. VI, can. 32.
Op die dag, d.w.z. op de dag van het Laatste Oordeel. Onmiddellijk na de dood ontving de apostel, zoals alle rechtvaardigen, zijn kroon, maar de kroon des levens zal niet in al haar pracht schitteren tot het laatste oordeel voorbij is, wanneer het lichaam zijn beloning zal ontvangen samen met de ziel.