De aanwezigheid van gastro-oesofageale refluxziekte (GERD) en/of neussymptomen is geassocieerd met een toename van bronchitis-symptomen bij patiënten met chronisch obstructieve longziekte (COPD), zo blijkt uit de resultaten van een studie gepubliceerd in Respiratory Investigation. Als gevolg hiervan moeten extrapulmonale comorbiditeiten worden beoordeeld bij patiënten met COPD en bronchitis.
Hoest en sputumproductie zijn symptomen van bronchitis en zijn vastgestelde risicofactoren voor slechtere uitkomsten bij patiënten met COPD. Aangezien GERD een veel voorkomende oorzaak van chronische hoest is en ook bekend staat als een veel voorkomende comorbiditeit bij COPD, is beoordeling van deze en andere extrapulmonale comorbiditeiten bij patiënten met COPD essentieel.
Onderzoekers voerden een cross-sectionele studie uit bij 99 patiënten met stabiele COPD om bronchitis symptomen te kwantificeren en de effecten van GERD en nasale symptomen op de ernst van bronchitis te beoordelen.
Patiënten vulden de COPD assessment test en de Cough and Sputum Assessment Questionnaire in om de bronchitis symptomen te kwantificeren. De Frequentieschaal voor symptomen van GERD vragenlijst en nasale symptoomvragenlijst werden ingevuld om extrapulmonale comorbiditeiten te bepalen.
Continue Reading
De onderzoekers vonden symptomen van GERD in 24,2% van de studiepopulatie, en dit werd geassocieerd met meer sputum symptomen. Zij vonden neusuitvloeiing bij 43,4% van de deelnemers, wat geassocieerd was met meer hoest en sputumsymptomen, terwijl postnasale infusie, aangetroffen bij 13,1%, geassocieerd was met meer hoest.
Multivariate analyse toonde aan dat neusuitvloeiing geassocieerd was met meer hoest, en GERD en postnasaal infuus geassocieerd waren met meer sputumsymptomen.
De auteurs merkten op dat GERD-symptomen de ernst van zowel hoest- als sputumsymptomen significant beïnvloedden, terwijl neusafscheiding en postnasaal infuus significant samenhingen met de ernst van hoest en sputumsymptomen.
Deze bevindingen suggereren dat ernstiger symptomen bij COPD gerelateerd kunnen zijn aan comorbiditeiten in plaats van aan de pulmonale pathologie zelf.
De auteurs betoogden dat naast het belang van extrapulmonale oorzaken van hoest in het klinisch management van COPD, deze oorzaken ook in klinische studies moeten worden overwogen. Zij suggereerden dat het therapeutische voordeel van geneesmiddelen gericht op luchtwegpathologie bij COPD kan worden onderschat als patiënten met hoest en sputumsymptomen veroorzaakt door extrapulmonale factoren worden opgenomen.
Een van de beperkingen van deze studie is dat de beoordeling van extrapulmonale comorbiditeiten gebaseerd was op vragenlijsten. Bovendien waren er geen details beschikbaar over de onderliggende nasale pathologie, waardoor hun relevantie voor de hoest- en sputumsymptomen niet kon worden geëvalueerd.
Niettemin bevelen de auteurs aan om deze extrapulmonale oorzaken van hoest en sputum te onderzoeken bij de beoordeling van bronchitis symptomen bij patiënten met COPD.