Kennis van de menselijke fysiologie en bewijs uit klinische studies zijn beide nuttig om de effecten van zure voedingsmiddelen op de bloed pH en de algehele gezondheid te begrijpen.
Zure-base homeostase
Aanhangers van de zuur-base-hypothese beweren dat voeding de bloed pH-waarde beïnvloedt.
Het buffersysteem van het lichaam regelt echter strak de bloed pH in een proces dat bekend staat als zuur-base homeostase.
Voorbeelden van buffers zijn calcium opgeslagen in botten, eiwitten, of andere mechanismen waarmee het lichaam weerstand biedt aan pH-veranderingen in de bloedbaan.
De volgende twee mechanismen zijn voornamelijk betrokken bij dit proces:
- Respiratoire compensatie: De ademhalingsfrequentie neemt toe wanneer de zuurgraad hoog is. Hierdoor wordt het koolzuur in het bloed afgebroken tot water en kooldioxide of CO2. Het proces, inclusief de uitademing van de CO2, brengt de pH-waarde van het bloed terug op een normaal niveau.
- Niercompensatie: De nieren produceren bicarbonaationen, die het zuur in het bloed neutraliseren.
Deze twee mechanismen zijn zo effectief in het in evenwicht brengen van zuren en basen dat het bijna onmogelijk is dat het dieet van een persoon enige invloed heeft op de bloed pH.
Een bloed pH-waarde die onder pH 7,35 daalt, duidt op een ernstig probleem met de long- of nierfunctie.
Deze aandoening, acidose genoemd, veroorzaakt een ophoping van zuur in de weefsels en vloeistoffen en kan fataal zijn indien onbehandeld.
Klinische proeven
Een belangrijke voorspelling van de zuur-ashypothese is dat het nemen van alkaliserende zouten de zuurgraad van het bloed direct zal verminderen.
Deze vermindering zou de behoefte van het lichaam om calcium uit de beenderen te logen stoppen, wat betekent dat het minder in de urine zou uitscheiden. Verschillende studies hebben deze bewering onderzocht door te meten of alkaliserende zouten de uitscheiding van calcium in de urine verminderen.
Volgens een review uit 2013 toonden de eerste studies inderdaad aan dat het innemen van het alkaliserende zout kalium de hoeveelheid calcium in de urine verminderde. Onderzoekers interpreteerden dit vervolgens als ondersteuning voor de zuur-base-hypothese.
Na verloop van tijd realiseerde men zich echter dat een afname van de hoeveelheid calcium die uit de botten werd geloogd niet verantwoordelijk was voor deze daling van het calcium in de urine. In plaats daarvan kwam dit doordat kalium de absorptie van overtollig calcium in het bloed blokkeert.
Hoe lager het calciumgehalte in het bloed, hoe minder calcium er beschikbaar is om in de urine te worden uitgefilterd.
Andere klinische onderzoeken die in het overzicht worden aangehaald, onderzochten rechtstreeks of het nemen van alkaliserende zouten de gezondheid van de botten ten goede komt. Aanvankelijk suggereerden twee korte studies dat deze zouten inderdaad gezonde botten kunnen behouden en het risico op osteoporose kunnen verminderen.
Maar meer rigoureuze, langere termijn, gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (RCT’s) konden geen voordeel van alkaliserende zouten aantonen. Als gevolg hiervan is de wetenschappelijke consensus dat een alkalisch dieet niet bevorderlijk is voor de gezondheid van de botten, waarbij de aanvankelijke positieve resultaten waarschijnlijk te wijten zijn aan willekeurig toeval of een placebo-effect.