Melchizedek was koning van Salem en priester van de Allerhoogste God. Hij ontmoette Abraham, die terugkeerde van “de koninklijke slachting”, en gaf hem zijn zegen. Abraham gaf hem op zijn beurt een tiende van de buit. “Melchizedek” betekent “Koning der gerechtigheid.” “Salem” betekent “Vrede.” Dus, hij is ook “Koning van de Vrede.” Melchizedek torent uit het verleden, zonder familiebanden, zonder begin of einde. Op deze manier is hij als de Zoon van God, één grote priesterlijke aanwezigheid die het landschap altijd domineert. Je realiseert je hoe groot Melchizedek is als je ziet dat Vader Abraham hem een tiende van de buitgemaakte schat gaf. Priesters die afstammen van Levi zijn bij wet opgedragen tienden te innen van het volk, ook al zijn zij allen min of meer gelijk, priesters en volk, die in Abraham een gemeenschappelijke vader hebben. Maar deze man, een volkomen buitenstaander, verzamelde tienden van Abraham en zegende hem, degene aan wie de beloften waren gegeven. Bij het zegenen wordt de mindere gezegend door de grotere. Of bekijk het op deze manier: Wij betalen onze tienden aan priesters die sterven, maar Abraham betaalde tienden aan een priester die, zo zegt de Schrift, “leeft”. Uiteindelijk zou je zelfs kunnen zeggen dat, aangezien Levi afstamt van Abraham, die tienden betaalde aan Melchizedek, wanneer wij tienden betalen aan de priesterlijke stam van Levi, zij terechtkomen bij Melchizedek.