In het Congres is sinds 1973 een aantal Human Life Amendments voorgesteld, met in totaal 20 dagen hoorzittingen voor de Senate Judiciary Committee in 1974, 1975 en 1981, diverse andere hoorzittingen voor andere commissies, en een aantal debatten in de plenaire vergadering. Tussen 1973 en 2003 heeft het National Committee for a Human Life Amendment melding gemaakt van in totaal 330 voorstellen met uiteenlopende teksten, waarvan de meeste in de commissie zijn gesneuveld. De enige versie van het Human Life Amendment die een formele stemming haalde was het Hatch-Eagleton Amendment, dat 49 stemmen kreeg in de Senaat op 28 juni 1983, 18 stemmen te weinig voor de 67 die nodig zijn voor aanname.
The Hogan AmendmentEdit
Ingediend door Rep. Lawrence Hogan (R-MD) op 30 januari 1973, onder H.J.Res. 261.
Section 1. Noch de Verenigde Staten noch enige Staat zal een mens, vanaf het moment van conceptie, het leven ontnemen zonder behoorlijke rechtsgang; noch zal men een mens, vanaf het moment van conceptie, binnen zijn rechtsgebied, de gelijke bescherming van de wet ontzeggen.
Sectie 2. Noch de Verenigde Staten noch enige Staat zal enig menselijk wezen van het leven beroven wegens ziekte, ouderdom of onbekwaamheid.
Sectie 3. Het Congres en de verschillende Staten hebben de bevoegdheid dit artikel door passende wetgeving te doen naleven.
Het Whitehurst AmendementEdit
Ingediend door Rep. G. William Whitehurst (R-VA) op 13 maart 1973, onder H.J.Res. 427.nb
Sectie 1. Niets in deze Grondwet belet een Staat of gebied of het District Columbia, met betrekking tot enig gebied waarover het rechtsmacht heeft, de praktijk van abortus toe te staan, te reguleren of te verbieden.
The Burke AmendmentEdit
Ingediend door James Burke (D-MA) op 12 september 1973, onder H.J.Res. 769.
Section 1. Met betrekking tot het recht op leven is het woord ‘persoon’, zoals gebruikt in dit artikel en in het vijfde en veertiende artikel van het amendement op de Grondwet van de Verenigde Staten, van toepassing op alle menselijke wezens, met inbegrip van hun ongeboren nakomelingen in elk stadium van hun biologische ontwikkeling, ongeacht leeftijd, gezondheid, functie, of staat van afhankelijkheid.
Sectie 2. Geen abortus mag worden uitgevoerd door wie dan ook, behalve krachtens en in overeenstemming met de wet die abortus alleen toestaat in een noodgeval wanneer er een redelijke medische zekerheid bestaat dat het voortduren van de zwangerschap de dood van de moeder zal veroorzaken en die persoon verplicht om alle redelijke inspanningen te leveren, in overeenstemming met goede medische praktijken, om het leven van haar ongeboren nakomelingen te behouden.
Sectie 3. Het Congres en de verschillende Staten hebben de bevoegdheid dit artikel af te dwingen door passende wetgeving binnen hun respectieve rechtsgebieden.
Scott AmendmentEdit
Ingediend door Sen. William Scott (R-VA) op 6 juni 1975, onder S.J.Res. 91.
De bevoegdheid om de omstandigheden te regelen waaronder zwangerschap kan worden beëindigd, is voorbehouden aan de staten.
The Paramount AmendmentEdit
Ingediend door Rep. Romano Mazzoli (D-KY) op 5 april 1979, onder H.J.Res. 294.
Het hoogste recht op leven is toegekend aan elk menselijk wezen vanaf het moment van bevruchting, zonder rekening te houden met leeftijd, gezondheid, of de toestand van afhankelijkheid.
Hatch AmendmentEdit
Ingediend door Sen. Orrin Hatch (R-UT) op 21 september 1981, onder S.J.Res. 110.
Een recht op abortus wordt door deze Grondwet niet verzekerd. Het Congres en de verschillende Staten hebben de concurrerende macht om abortussen te beperken en te verbieden: Op voorwaarde dat een wet van een staat die meer beperkend is dan een wet van het Congres zal regeren.
Het Hatch-Eagleton AmendementEdit
Ingediend door Sen. Orrin Hatch en Sen. Thomas Eagleton (D-MO) op 26 januari 1983, onder S.J.Res. 3 en doorverwezen naar de Commissie voor de rechterlijke macht. De zaak werd op 22 februari naar de Subcommissie Grondwet verwezen en op 28 februari en 7 maart werden door de subcommissie hoorzittingen gehouden. Op 23 maart keurde de subcommissie “de behandeling in de commissie als geheel met een amendement goed”. De commissie zelf gaf op 19 april opdracht de resolutie met amendement zonder aanbeveling te rapporteren, en de resolutie werd op 7 juli aan de Senaat gerapporteerd en op de wetgevingskalender geplaatst. De resolutie kwam uiteindelijk op 27 en 28 juli voor de voltallige Senaat en werd met 49-50 stemmen verworpen.