Maar naarmate gij in alles overvloedig zijt – in geloof, in spreken, in kennis, in alle ijver, en in uw liefde voor ons – ziet toe, dat gij ook in deze genade overvloedig zijt.Ik spreek niet bij gebod, maar ik beproef de oprechtheid van uw liefde aan de ijver van anderen. Want gij kent de genade van onzen Heer Jezus Christus, dat, hoewel Hij rijk was, Hij toch om uwentwil arm geworden is, opdat gij door zijne armoede rijk moogt worden. En hierin geef ik raad: Het is niet alleen in uw voordeel te doen wat u een jaar geleden begon en verlangde te doen, maar nu moet u het ook afmaken; opdat, zoals er een bereidheid was om het te verlangen, er ook een voltooiing mag zijn van wat u hebt. Want als er eerst een bereidwilligheid is, wordt aangenomen naar wat iemand heeft, en niet naar wat hij niet heeft. Want ik bedoel niet dat anderen moeten worden verlicht en u belast; maar door een gelijkheid, dat nu op dit moment uw overvloed hun gebrek mag aanvullen, dat hun overvloed ook uw gebrek mag aanvullen – opdat er gelijkheid zal zijn. Zoals geschreven staat: “Wie veel verzamelde, had niets over, en wie weinig verzamelde, had geen gebrek.”