De relatie tussen vaginale temperatuur en ovulatietijdstip werd bestudeerd bij zeugen. De vaginale temperatuur werd continu gemeten tussen Dag 4 en Dag 10 na Altrenogest-behandeling bij 10 zeugen. De bronst werd gecontroleerd met een gesteriliseerde beer met tussenpozen van 8 uur, en tijdens de bronst werd het ovulatietijdstip gecontroleerd met transrectale ultrasonografie met tussenpozen van 2 uur tussen 07:00 uur en 23:00 uur. Twee zeugen ovuleerden tussen 23:00 uur en 07:00 uur, en deze zeugen werden uit het experiment gehaald. Bij de acht overgebleven zeugen werd een duidelijk dag/nacht ritme in vaginale temperatuur gevonden: tussen 03:00 h en 09:00 h was de vaginale temperatuur (LSM ± sem, gecorrigeerd voor zeug) gemiddeld 38.2 ± 0.01°C; tussen 15:00 h en 21:00 h was de vaginale temperatuur gemiddeld 38.5 ± 0.01°C (P < 0.001). Tussen 4 dagen voor de ovulatie en 2 dagen na de ovulatie konden bij geen van de zeugen temperatuurveranderingen worden gevonden die gerelateerd waren aan het ovulatietijdstip. Daarom kunnen bij zeugen veranderingen in vaginale temperatuur niet gebruikt worden als voorspeller van het ovulatietijdstip, en bijgevolg niet gebruikt worden om het beste tijdstip voor inseminatie te voorspellen.