“Het Luba-rijk werd in 1585 gesticht in de Upemba-depressie door koning Kongolo. Zijn neef en opvolger, Kalala Ilunga, breidde het koninkrijk snel uit tot alle gebieden op de linker bovenoever van de Lualaba-rivier. Op zijn hoogtepunt betaalden ongeveer een miljoen mensen, verdeeld over verschillende stammen, eer aan de Luba-koning. Aan het einde van de 19e eeuw, met de opmars van het Ovimbudu volk uit Angola en de rooftochten van de Oost-Afrikaanse moslimslavendrijvers, verzwakte het rijk en stortte het in feite in toen de Belgische kolonialen de macht overnamen.
Met de hulp van een hof van notabelen, Bamfumus genaamd, regeerde de koning, bekend als de Mulopwe, over zijn onderdanen via clankoningen, Balopwe genaamd. Deze clankoningen konden symbolisch de zoon van de Mulapwe worden, waardoor in het hele rijk cliëntstaten ontstonden. Een geheim genootschap, Bambudye, hield de herinnering aan het Luba-rijk levend en verspreidde zich over het gehele Luba-gebied, waardoor de verschillende bevolkingsgroepen met elkaar werden verbonden. De economie van het Luba-rijk was complex: zij was gebaseerd op een tribuutsysteem en de herverdeling van de rijkdommen uit landbouw, visserij, jacht en mijnbouw. De productie van zout en ijzer stond onder controle van de koning.”