Een moment (momentum) was een middeleeuwse eenheid van tijd. De beweging van een schaduw op een zonnewijzer besloeg 40 momenten in een zonne-uur, een twaalfde van de periode tussen zonsopgang en zonsondergang. De lengte van een zonne-uur hing af van de lengte van de dag, die op zijn beurt varieerde met het seizoen. Hoewel de lengte van een moment in moderne seconden dus niet vast lag, kwam een moment gemiddeld overeen met 90 seconden. Een zonnedag kan worden verdeeld in 24 uren van gelijke of ongelijke lengte; de eerste worden natuurlijk of equinoctiaal genoemd, de tweede kunstmatig. Het uur was verdeeld in vier puncta (kwartieren), tien minuta, of 40 momenta.
De eenheid werd gebruikt door middeleeuwse computisten vóór de invoering van de mechanische klok en het basis 60 systeem in de late 13e eeuw. De eenheid zou in het dagelijks leven niet zijn gebruikt. Voor de middeleeuwse burgerij was de oproep tot het gebed met tussenpozen van de dag de belangrijkste aanduiding van het verstrijken van de tijd.
De vroegste verwijzing naar het moment komt uit de 8e eeuwse geschriften van de Eerwaarde Bede, die het systeem beschrijft als 1 zonne-uur = 4 punten = 5 maanpunten = 10 minuten = 15 delen = 40 momenten. Bede werd vijf eeuwen later geciteerd door zowel Bartholomeus Anglicus in zijn vroege encyclopedie De Proprietatibus Rerum (Over de Eigenschappen der Dingen), als door Roger Bacon, tegen die tijd werd het moment verder onderverdeeld in 12 ons van elk 47 atomen, hoewel dergelijke verdelingen nooit gebruikt konden worden bij waarnemingen met de apparatuur die toen in gebruik was.