180 Eenheid ll: Procedures voor bloedafname 14. Het serum of plasma van een hemolyzed specimen 18. a. troebel of troebel. b. lichtgeel. a. de naald onder een hoek van 45 graden inbrengen. b. de naald goed verankeren. c. het tourniquet zeer strak aansnoeren. d. een naald met grote diameter gebruiken. c. rozig tot rood. d. geelachtig bruin. 15. Ondervulling van deze tube zal hoogstwaarschijnlijk resulteren in een 19. 19. U steekt de naald in de arm van een patiënt en hemolyseert het monster. a. EDTA-buisje c. Grijze top d. SST er sluit het buisje. Er stroomt geen bloed in de tuh U maakt subtiele aanpassingen aan de naald en er stroomt nog steeds geen bloed. Welke van de volgende is de 16. 16. Welke handeling kan een bloedmonster verontreinigen? a. De afname staken en ergens anders proberen b. De naald blijven richten tot u een c. De naald optillen om een steilere hoek te creëren d. Een nieuwe buis proberen voor het geval het een vacuümprobleem is en van invloed is op de daarop uitgevoerde tests? a. De plaats met alcohol reinigen voor de bloedafname b. Bloedkweken afnemen voor de povidon- c. Povidon-joodine gebruiken om de plaats schoon te maken voor de bloedafname c. Povidon-joodine gebruiken om de plaats schoon te maken voor de bloedafname c. Bloedkweken afnemen voor de povidon- c. Bloedkweken afnemen voor de povidon- c. Bloedkweken afnemen voor de bloedafname. 20. Welke van de volgende activiteiten kan het meest leiden tot een ETOH-monster. a. Oedeem b. Petechiën c. Reflux d. Syncope 17. Welke van de volgende activiteiten kan het minst Welke activiteit leidt het minst waarschijnlijk tot het niet afnemen van bloed? a. Kiezen van een ader met patency b. Te lang laten zitten van de tourniquet c. Losjes verankeren van de ader d. Gebruik van een buisje dat is gevallen