Onoverwinnelijk. Verontwaardigd stond de duivel
en voelde hoe vreselijk goedheid is, en zag
deugd in haar gedaante hoe lieflijk; zag en treurde
zijn verlies; maar gelukkig zag hij hier
zijn glans zichtbaar aangetast; toch leek hij
onverschrokken:-Als ik moet strijden, zei hij, het beste met het beste, de afzender, niet de gezonden, of alles tegelijk, dan zal er meer glorie gewonnen worden of minder verloren gaan.”Uw vrees,” zei Zephon stoutmoedig,
“zal ons behoeden voor de beproeving, die de minste kan doen.”
De duivel antwoordde niet, overmand door woede.
Maar, als een trots ros ging hij hooghartig voort,
krakend op zijn ijzeren stang; om te strijden of te vluchten
hij hield het tevergeefs; ontzag van boven had zijn hart gestild, niet anders ontmoedigd. Nu naderden zij de westelijke punt, waar de halfronde wachters elkaar ontmoetten, en in eskadron samenkwamen, wachtend op het volgende bevel.
Gabriël, van voren, riep hun chef luidkeels toe:
“O vrienden, ik hoor de tred van behendige voeten
die deze kant op komen, en zie nu
Arthuriël en Zephon door de schaduw heen komen;
en met hen komt een derde van koninklijke afkomst,
maar verbleekte pracht, die door zijn tred
en woeste houding de prins van de hel lijkt,
die niet zonder slag of stoot zal vertrekken.