Peasant, lid van een klasse van personen die de grond bewerken als kleine landeigenaren of als landarbeiders. De term boer verwees oorspronkelijk naar kleinschalige landbouwers in Europa in historische tijden, maar veel andere samenlevingen, zowel in het verleden als in het heden, hebben een boerenklasse gehad.
De boereneconomie kent over het algemeen een betrekkelijk eenvoudige technologie en een arbeidsverdeling naar leeftijd en geslacht. De basiseenheid van produktie is het gezin of huishouden. Een onderscheidend kenmerk van de boerenlandbouw is de zelfvoorziening. Boerengezinnen consumeren een aanzienlijk deel van wat zij produceren en, hoewel een deel van hun produktie op de markt kan worden verkocht, is hun totale produktie over het algemeen niet veel groter dan wat nodig is voor het onderhoud van het gezin. Zowel de produktiviteit per arbeider als de opbrengst per landeenheid zijn laag.
De boeren als klasse hebben de neiging te verdwijnen naarmate een maatschappij industrialiseert. Dit is het gevolg van de mechanisatie van de landbouw, de daaruit voortvloeiende consolidatie van landbouwpercelen in grotere eenheden, en de daarmee gepaard gaande emigratie van plattelandsbewoners naar de steden en andere plaatsen waar industriële werkgelegenheid is.