De pH-metingen van 185 monsters ascitisch vocht bij 169 cirrotische en 16 niet-cirrotische patiënten werden geanalyseerd om hun diagnostische en prognostische waarde te beoordelen. De 169 cirrotische patiënten werden verdeeld in vier groepen: steriele ascites (groep 1), spontane bacteriële peritonitis (groep 2), waarschijnlijke spontane bacteriële peritonitis (groep 3), en bacterascites (groep 4). De gemiddelde pH-waarden van het ascitisch vocht waren lager (p minder dan 0,001) bij patiënten van groep 2 (7,24 +/- 0,17) en 3 (7,34 +/- 0,11) dan bij patiënten van groep 1 (7,44 +/- 0,06) en 4 (7,45 +/- 0,08), maar er was een belangrijke overlapping tussen deze groepen. De gemiddelde pH-gradiënt tussen arteriële en ascetische vloeistof was hoger (p minder dan 0,001) bij patiënten uit de groepen 2 (0,21 +/- 0,16) en 3 (0,10 +/- 0,13) dan bij patiënten uit de groepen 1 (0,02 +/- 0,05) en 4 (0,02 +/- 0,05). Deze gradiënt had een beter discriminerend vermogen dan de pH van het ascitisch vocht alleen. De sensitiviteit, specificiteit, positieve en negatieve voorspellende waarde, en diagnostische accuratesse voor de diagnose van zekere of waarschijnlijke spontane bacteriële peritonitis waren respectievelijk 47%, 99%, 88%, 89%, en 89% voor ascitisch vocht pH-waarden lager dan 7.32; 66%, 99%, 91%, 93%, en 92% voor arteriële-ascitotische vloeistof pH gradiënt waarden groter dan 0,10; en 97%, 96%, 86%, 99%, en 96% voor polymorfonucleaire celtelling groter dan 75/microliter. De pH-waarden van de ascitusvloeistof bleken een hoge prognostische waarde te hebben, aangezien 6 van de 7 cirrotische patiënten met ascitusvloeistof pH-waarden lager dan 7,15 snel overleden. Lage ascitesvloeistof pH-waarden werden gevonden bij patiënten met maligne en pancreas ascites en tuberculeuze peritonitis, maar niet bij patiënten met cardiale ascites. Wij concluderen dat bij cirrotische patiënten met zekere of waarschijnlijke spontane bacteriële peritonitis (a) arteriële-ascitotische vloeistof pH gradiënt metingen een iets hogere diagnostische waarde hadden dan ascitische vloeistof pH metingen maar een iets lagere diagnostische waarde dan polymorfonucleaire celtellingen en (b) ascitische vloeistof pH metingen een hoge prognostische waarde hadden. Bij niet-cirrotische patiënten hadden ascitervloeistof pH-metingen en arteriële-ascitervloeistof pH-gradiëntmetingen een slechte diagnostische waarde.