Mensen doen aan eetgedrag als een kwestie van overleven, normaal gesproken elke dag. Dat wil zeggen, men moet keuzes maken over wat te eten, wanneer, en hoeveel. In tegenstelling tot onze voorouders, die in de eerste plaats op zoek waren naar voedsel dat energie en voedingsstoffen leverde, zijn die keuzes tegenwoordig echter moeilijker geworden. Vooral in westerse of verwesterde samenlevingen is voedsel overvloedig, goedkoop en in een grote verscheidenheid beschikbaar. Bovendien is eten een fundamenteel belonend gedrag, en dus intrinsiek verbonden met stemming en emoties (Vögele en Gibson, 2010).
Om die reden vonden we dat de oprichting van een nieuwe gespecialiseerde sectie over determinanten en gevolgen van eetgedrag en mechanismen van de modulatie ervan gerechtvaardigd is. Het doel van Frontiers in Eating Behavior is om kennis op te bouwen voor het begrijpen van eetgedrag door academici met verschillende expertise samen te brengen, bv. onderzoekers die basale processen met betrekking tot eetgedrag onderzoeken, klinische onderzoekers die de psychologische, fysiologische en voedingsaspecten van eetstoornissen onderzoeken en practici, zoals klinisch psychologen, artsen en andere professionals in de gezondheidszorg. Tot nu toe is deze nieuwe gespecialiseerde sectie het eerste en enige tijdschrift in open access publishing met een breed bereik over eetgedrag dat verschillende methodologieën en studiepopulaties omvat.
Wanneer mensen een energietekort hebben, geeft een complex samenspel van fysiologische processen de hersenen het signaal dat er voedsel geconsumeerd moet worden, d.w.z. dat een individu honger voelt. Wanneer voldoende voedsel is geconsumeerd, geven deze processen het signaal af dat de consumptie moet worden beëindigd, d.w.z. een individu voelt zich verzadigd of verzadigd (Benelam, 2009). Deze homeostatische regulatie van eten wordt echter voortdurend uitgedaagd en overruled door de alomtegenwoordigheid van voedsel en voedselgerelateerde cues. Dat wil zeggen dat eten kan worden uitgelokt, zelfs als er geen honger is of als het eten langer duurt dan de verzadigingsdrempel (Lowe en Butryn, 2007). Er zijn tal van factoren bekend die op een automatische en impliciete manier eetgedrag bepalen of sturen (Cohen en Farley, 2008). Eten kan bijvoorbeeld worden geïnitieerd of verlengd door de aanwezigheid van anderen, d.w.z. het wordt beïnvloed door sociale factoren (Herman en Polivy, 2004). Voedselkeuzes en -consumptie worden ook sterk beïnvloed door omgevingsfactoren, bv. reclame, verpakking, portiegrootte, verlichting, en nog veel meer (Stroebele en De Castro, 2004; Cohen en Babey, 2012). Bijgevolg is een constante controle en zelfregulering van het eten noodzakelijk om gezond te eten, d.w.z. om het lichaam zowel kwalitatief als kwantitatief van de juiste voedingsstoffen te voorzien. Tegelijkertijd betekent gezond eten ook in staat zijn te genieten van de belonende aspecten van voedsel zonder ten prooi te vallen aan een verlies van controle over het eten.
Vele mensen zijn in staat dit met succes te doen, maar sommigen vertonen een over-regulering van het eetgedrag met ondergewicht en ondervoeding tot gevolg. Gevallen van anorexia nervosa zijn al lange tijd bekend (Bemporad, 1996). Aan de andere kant van het uiterste kan permanent falen van zelfregulatie leiden tot overgewicht en obesitas. Net als anorexia is obesitas een eeuwenoude gezondheidstoestand (Haslam, 2011), maar de prevalentie ervan is in de tweede helft van de twintigste eeuw dramatisch toegenomen (Stroebe, 2008). Terwijl de prevalentiecijfers in westerse landen lijken te stabiliseren, blijven de cijfers van ernstige obesitas groeien (Bessesen, 2008; Yanovski en Yanovski, 2011) en lijken nieuw geïndustrialiseerde landen een inhaalslag te maken (Finucane et al., 2011).
In de meeste gevallen is obesitas het resultaat van slechte voedingsgewoonten – in plaats van dwangmatige eetbuien – die bijdragen aan een bescheiden gemiddeld dagelijks overschot van energie-inname boven energie-uitgaven (Rogers, 2011). Sommige individuen vertonen echter regelmatig eetbuien, die worden gedefinieerd als het consumeren van grote hoeveelheden voedsel gedurende een discrete periode met een gevoel van gebrek aan controle over het eten, en die gepaard gaan met duidelijke distress (American Psychiatric Association, 2013). De prevalentie van binge eating disorder (BED) is verhoogd bij zwaarlijvige personen, maar niet alle patiënten met BED zijn noodzakelijk zwaarlijvig. Bovendien zijn er mensen die regelmatig eetbuien hebben, maar compenserend gedrag vertonen, zoals braken, om gewichtstoename te voorkomen. Daarom hebben patiënten met boulimia nervosa (BN) meestal een normaal gewicht (Thompson, 2003).
In tegenstelling tot anorexia en obesitas, zijn BED en BN voor het eerst beschreven in de twintigste eeuw, maar hun onderzoeksgeschiedenis beslaat nog verschillende decennia (Stunkard, 1959; Russell, 1979). Zowel eetstoornissen als obesitas gaan gepaard met medische complicaties en worden gekenmerkt door psychologische distress en co-morbide psychische stoornissen (Thompson, 2003), waarvan stemmings- en angststoornissen de meest voorkomende zijn (Vögele en Gibson, 2010). Het is dan ook niet verwonderlijk dat er talrijke wetenschappelijke tijdschriften zijn die zich toeleggen op het publiceren van onderzoek naar de etiologie en de behandeling van deze stoornissen.
Naast eetstoornissen en obesitas zijn er nog een groot aantal eetgedragingen die wetenschappelijk onderzoek en discussie verdienen. Zo zijn er problematische eetgedragingen die niet zijn opgenomen in de huidige diagnostische handboeken, maar waarover voortdurend wordt gediscussieerd in termen van hun klinische relevantie (vgl. Corsica en Pelchat, 2010; Vandereycken, 2011), bijv. nachteten (Stunkard et al., 1955), orthorexia (Bratman en Knight, 2001), of voedselverslaving (Randolph, 1956). Daarnaast is er een reeks eetgedragingen die niet per se op ongeordend eten wijzen, maar die wel geassocieerd lijken te zijn met incidenteel overeten en matig overgewicht, bijvoorbeeld ingehouden of emotioneel eten (Herman en Mack, 1975; Macht en Simons, 2011). Dienovereenkomstig wordt erkend dat sommige eetgedragingen in kaart kunnen worden gebracht op een continuüm van normaal tot ongeordend eten (bijv. Lowe e.a., 1996).
Hierom lijkt het ongepast om eetstoornissen en obesitas als afzonderlijke entiteiten te beschouwen. Wij zien onze missie voor Frontiers in Eating Behavior als het creëren van een visie op eten en de bijbehorende stoornissen op een continuüm van gezonde eetpraktijken tot ongeordend eetgedrag. Daarom zijn bevindingen uit fundamenteel onderzoek naar eetgedrag van belang voor het begrijpen van ongeordend eetgedrag. Deze bevindingen kunnen onderzoek omvatten naar de wijze waarop voedsel en voedingssignalen in de hersenen worden verwerkt, mechanismen die ten grondslag liggen aan succesvolle en onsuccesvolle zelfregulering van eten, of sociale en omgevingsdeterminanten van en individuele verschillen in voedselkeuze en -consumptie. Bovendien zijn er steeds meer aanwijzingen dat eetgedrag, bijvoorbeeld voedselvoorkeuren, wordt gevormd door gen-omgevingsinteracties in de vroege kinderjaren. Desondanks is de rol van ervaring, of leren (b.v. klassieke conditionering, observerend leren), cruciaal in de ontwikkeling van het eetgedrag van jonge kinderen, dat wellicht doorwerkt in de volwassenheid (Havermans, in press). Een beter begrip van de ontwikkelingsaspecten van eetgedrag is dus essentieel om eetgedrag op volwassen leeftijd te begrijpen. Anderzijds kunnen resultaten van klinische studies onze kennis vergroten over niet-klinische aspecten, die voor de meeste mensen relevant zijn. Onderzoek naar triggers en behandelingsmethoden voor het verminderen van eetbuien kan bijvoorbeeld ook nuttig zijn om het succes van diëten te vergroten of gezondere voedselkeuzes te bewerkstelligen bij mensen met overgewicht zonder eetstoornis.
Dus moedigen we onderzoekers aan om afstand te nemen van geïsoleerde, categorische opvattingen over normaal versus ongeordend eten, homeostatische versus hedonische concepten, of fysiologische versus psychologische mechanismen. We hopen dat Frontiers in Eating Behavior het bewustzijn van een meer omvattende kijk op eetgedrag zal vergroten en ons begrip van een gedrag dat essentieel is voor onze overleving als individu en als soort zal bevorderen.