Porch, overdekte structuur, gewoonlijk open aan de zijkanten, die uitsteekt boven de gevel van een gebouw en gebruikt wordt om de ingang te beschermen. In de Verenigde Staten wordt het ook veranda genoemd en soms ook portiek. Een loggia kan ook als portiek dienen.
Er is weinig materieel bewijs voor het bestaan van de portiek vóór de periode van de Klassieke Oudheid, hoewel Egyptische muurschilderingen erop lijken te wijzen dat portieken af en toe werden gebruikt bij huizen. Een van de belangrijkste Griekse portieken is dat van de Toren van de Winden in Athene (100 v. Chr.), waarin twee zuilen van een eenvoudige Korinthische orde een fronton dragen. Romeinse huizen hadden soms lange zuilengangen die als portieken naar de straat toe dienden. Dit type werd overgenomen door de vroegchristelijke basilieken en werd waarschijnlijk gebruikt als een formele ingang naar de narthex, zelf een portiekachtige structuur, in gebouwen zoals de Basiliek van de Oude St. Pieter (Rome, ad 330).
Tijdens de romaanse periode werd de statige kerkingang met zuilengangen vervangen door een eenvoudig uitspringend portaal dat de westelijke deuren afdekte, zoals in de 12e-eeuwse San Zeno Maggiore in Verona, Italië, waarin de zuilen worden gedragen door marmeren leeuwen, een motief dat vaak in Lombardije werd gezien.
In Frankrijk, vooral in Bourgondië, ontwikkelde het portaal zich tot een gewelfde structuur van grote hoogte en belang, twee of meer traveeën lang en soms zo breed als de hele kerk. Het voorportaal van de abdijkerk van Vézelay (1132-40) is een groot en bijzonder fraai voorbeeld van dit type, dat soms een voorkerk wordt genoemd.
Tijdens de gotiek werden in Engelse kerkelijke gebouwen twee hoofdtypen portalen ontwikkeld. Het eerste type was een klein portaal met een puntgevel dat uitsteekt boven de noord- of zuidmuur van het schip en niet boven de westdeuren, die, in tegenstelling tot de westdeuren van de grote Franse kathedralen, vaak klein en onopvallend waren. Het andere type portaal, galilee genaamd, werd zo ver ontwikkeld dat het bijna een afzonderlijk gebouw werd. Galileën in middeleeuwse kerken kunnen gebruikt zijn als rechtbanken of als plaatsen waar lijken lagen alvorens te worden bijgezet, maar zij dienden waarschijnlijk hoofdzakelijk als kapellen voor boetelingen alvorens zij werden toegelaten tot het lichaam van de kerk.
In Duitsland werden kerken uit de flamboyant gotische periode vaak versierd met westelijke portieken van een fantastische rijkdom, met veel gebruik van cusping, traceringen en baldakijnwerk, zoals in de dubbele ingang van de kathedraal van Ulm (ca. 1390) en het driehoekige portiek van de kathedraal van Regensburg, Zwitserland (1482-86).
Tijdens de Renaissance waren portieken meestal zuilenportieken. Eenvoudige portieken met twee of vier zuilen waren heel gewoon in de huiselijke architectuur in Engeland en de Verenigde Staten, vanaf het einde van de 18e eeuw.