Doel: Onderzoeken van de etiologie van de relatie tussen preschool speech and language, en latere leesvaardigheid.
Methode: Duizend zeshonderd tweeënzeventig kinderen uit de Twins Early Development Study (B. R. Oliver & R. Plomin, 2007) kregen een uitgebreide spraak- en taalbeoordeling op 4(1/2) jaar. Lezen werd beoordeeld op 7, 9, en 10 jaar. Tweelinganalyses werden toegepast op de gegevens om de bijdragen van genetische en omgevingsfactoren aan de longitudinale relaties tussen spraak en lezen, en taal en lezen te beoordelen.
Resultaten: Fenotypisch is er een matige en stabiele relatie tussen 4(1/2)-jaar spraak- en taalscores en lezen op 7, 9, en 10 jaar. Etiologisch, op het niveau van individuele verschillen, dragen zowel genetische als gedeelde omgevingsfactoren bij aan het verband tussen taalvaardigheid en lezen. Daarentegen zijn genetische factoren verantwoordelijk voor het grootste deel van het verband tussen vroege spraak en later lezen. Aan de uitersten lijkt er een nog sterkere rol te zijn voor genetische factoren bij het verklaren van de voorspelling van vroege spraak- en taalstoornissen tot latere leesresultaten.
Conclusie: Zowel genetische als omgevingsfactoren dragen bij aan de relatie tussen vroege taalvaardigheden en lezen, terwijl genetische factoren een dominante rol spelen in de relatie tussen vroege spraak en lezen.