- A. De opkomst van Abimelech aan de macht.
- 1. (1-3) Abimelech dwingt zijn broers zich aan hem te onderwerpen.
- 2. (4-5) Abimelech vermoordt zijn broers.
- 3. (6) De mannen van Sichem maken Abimelech tot hun koning.
- B. Jotham’s waarschuwing.
- 1. (7-15) De gelijkenis van de bomen.
- 2. (16-21) Jotham past de gelijkenis toe: de stad Sichem zal vergolden worden voor het kiezen van zo’n waardeloze man.
- C. Jotham’s waarschuwing vervuld.
- 1. (22-25) Een geest van kwade wil tussen Abimelech en Sichem.
- 2. (26-29) De mannen van Sichem kiezen een nieuwe leider.
- 3. (30-33) De rol van Zebul, de heerser over de stad.
- 4. (34-41) Abimelech verslaat de opstand van de mannen van Sichem, georganiseerd door Gaal.
- 5. (42-45) Abimelech valt de burgers van Sichem aan en verovert de stad.
- 6. (46-49) Het bloedbad bij de toren van Sichem.
- 7. (50-55) Gods oordeel over Abimelech.
- 8. (56-57) Samenvatting: De zekerheid van Gods oordelen.
A. De opkomst van Abimelech aan de macht.
1. (1-3) Abimelech dwingt zijn broers zich aan hem te onderwerpen.
Toen ging Abimelech, de zoon van Jerubbaal, naar Sichem, naar de broers van zijn moeder, en sprak met hen en met de gehele familie van het huis van zijn moeders vader, zeggende: “Spreek alstublieft in het gehoor van alle mannen van Sichem: ‘Wat is beter voor u, dat alle zeventig zonen van Jerubbaal over u regeren, of dat één over u regeert?’ Bedenk dat ik uw eigen vlees en been ben.” En de broeders zijner moeder spraken al deze woorden over hem, al de mannen van Sichem horende; en hun hart was geneigd Abimelech te volgen, want zij zeiden: “Hij is onze broeder.”
a. Toen ging Abimelech, de zoon van Jerubbaal, naar Sichem: Abimelech was de zoon van Jerubbaal (een andere naam voor Gideon, gegeven in Richteren 8:35), maar hij was niet de duidelijke opvolger van zijn vaders plaats in het leiderschap. Dit had twee redenen: God had in Israël geen erfelijke monarchie ingesteld, en er waren negenenzestig andere zonen van Gideon (Richteren 8:30) die misschien ook hun vader zouden willen opvolgen.
b. Hun hart was geneigd Abimelech te volgen: In de stad Sichem overtuigde Abimelech zijn broers van moederskant om hem als koning te steunen boven zijn broers van vaderskant (Gideon’s kant). De mannen van Sichem stemden er dus mee in Abimelech te aanvaarden als de nieuwe leider – misschien zelfs de koning – van Israël.
i. “De verwijzing naar de mannen van Sichem (Richteren 9:2) is letterlijk ‘de baals van Sichem’, het woord heeft hier zijn oorspronkelijke betekenis van ‘heer’ of ‘eigenaar’.” (Cundall)
2. (4-5) Abimelech vermoordt zijn broers.
Zo gaven zij hem zeventig sikkels zilver uit de tempel van Baäl-Berith, waarmee Abimelech waardeloze en roekeloze mannen huurde; en zij volgden hem. Toen ging hij naar het huis van zijn vader te Ophrah en doodde zijn broeders, de zeventig zonen van Jerubbaal, op één steen. Maar Jotham, de jongste zoon van Jerubbaal, bleef over, omdat hij zich verborg.
a. En zij gaven hem zeventig zilveren penningen van den tempel van Baäl-Berith: De verwanten van Abimelech aan moeders kant gaven hem wat “startgeld” om zijn leiderschap te vestigen. Hij deed dit, maar op een manier die zij zich nooit hadden kunnen voorstellen – hij huurde waardeloze en roekeloze mannen in om al zijn broers te doden, waardoor hij er zeker van was dat er nooit een uitdager zou zijn voor zijn leiderschap.
i. Van de tempel van Baäl-Berith: Abimelech ontving zijn loon van de tempel gewijd aan Baäl. “Een werk begonnen onder de naam en invloed van de duivel zal waarschijnlijk niet eindigen tot eer van God, of tot welzijn van de mens.” (Clarke)
b. Doodde zijn broeders, de zeventig zonen van Jerubbaal: Daarom doodde Abimelech zijn broers met de steun van zijn verwanten aan zijn moeders kant. De mannen van Sichem (Rechters 9:2-3) steunden het plan omdat het goed voor hen was, niet omdat het moreel goed of juist was.
3. (6) De mannen van Sichem maken Abimelech tot hun koning.
En al de mannen van Sichem verzamelden zich, allen van Beth Millo, en zij gingen heen en maakten Abimelech koning naast de terebintboom bij de pilaar die in Sichem was.
a. Zij gingen heen en maakten Abimelech koning: Het is bijna moeilijk te zeggen wie erger was; Abimelech die de moord pleegde, of de mannen van Sichem die het goedkeurden. Dit was een goddeloze leider, gegeven aan een goddeloos volk, dat eerst Gods leiding over het volk afwees en vervolgens een wrede en wrede man omhelsde.
i. Beth-millo: “Het woord millo is afgeleid van een werkwoord dat ‘gevuld worden’ betekent, en verwees oorspronkelijk naar een wal of aardwerk; maar de associatie met vestingwerken kan zich hebben ontwikkeld tot een verwijzing naar forten in het algemeen. Zo kan Beth-millo identiek zijn met de toren van Sichem.” (Cundall)
b. Naast de terebintboom bij de pilaar die in Sichem stond: Ironisch genoeg vond de kroning van Abimelech plaats bij dezelfde boom waar Jozua plechtig een afschrift van de wet van God had neergelegd (Jozua 24:26). De wet was daar, maar Israël weigerde hem te lezen of er acht op te slaan.
i. “Desondanks werd Abimelech de eerste persoon ooit die in Israël tot koning werd gekroond. Zijn abortieve heerschappij ging echter aan de goddelijke vereisten voor dat ambt voorbij.” (Wolf)
ii. “De associaties van dergelijke plaatsen waren zeer hardnekkig en het is van belang op te merken dat Rehoboam na de dood van Salomo naar Sichem ging om de Israëlieten te laten acclimatiseren, hoewel de stad zelf op dat moment in puin lag (1 Koningen 12:1, 25).” (Cundall)
B. Jotham’s waarschuwing.
1. (7-15) De gelijkenis van de bomen.
Nu zij dit tot Jotham zeiden, ging hij heen en stond op de top van de berg Gerizim, en hij verhief zijn stem en riep uit. En hij zeide tot hen:
“Luistert naar mij, gij mannen van Sichem,
opdat God naar u moge luisteren.
De bomen gingen eens uit om een koning over hen te zalven.
En zij zeiden tot de olijfboom,
‘Regeer over ons!
Maar de olijfboom zeide tot hen,
‘Moet ik ophouden mijn olie te geven,
waarmee zij God en de mensen eren,
en gaan heersen over de bomen?’
Toen zeiden de bomen tot de vijgenboom,
‘Kom en heers over ons!’
Maar de vijgenboom zeide tot hen,
‘Moet ik ophouden met mijn zoetheid en mijn goede vruchten,
en gaan heersen over de bomen?
Toen zeiden de bomen tot de wijnstok,
‘Kom en heers over ons!’
Maar de wijnstok zei tot hen,
‘Moet ik ophouden met mijn nieuwe wijn,
die zowel God als de mensen verheugt,
en gaan heersen over bomen?’
Toen zeiden alle bomen tot de braamstruik,
‘Kom en heers over ons!
En de braamstruik zei tot de bomen,
‘Indien gij mij waarlijk tot koning over u zalft,
kom dan en schuil in mijn schaduw;
maar zo niet, laat dan vuur uit de braamstruik komen,
en de ceders van Libanon verteren!'”
a. Toen zij het nu aan Jotham vertelden: Jotham was de enige zoon van Gideon die aan het bloedbad bij de steen ontsnapte (Richteren 9:5). Hier vertelde hij een gelijkenis om de mannen van Sichem te berispen voor hun keuze van Abimelech als koning.
i. Hij hield deze toespraak vanaf de top van de berg Gerizim, de berg vanwaar Israël ongeveer 150 jaar eerder de zegeningen van God hoorde uitspreken over de gehoorzamen (Deuteronomium 11:29 en 27:12; Jozua 8:33).
b. De bomen gingen eens uit om een koning over hen te zalven: In de gelijkenis verteld door Jotham, wilden de waardige bomen (zoals de olijf, de vijg en de wijnstok) geen koning zijn; maar de onwaardige braamstruik stemde toe om koning te zijn.
i. De belofte van de braamstruik, “zoek beschutting in mijn schaduw,” was ironisch en belachelijk bedoeld. De braamstruik was een lage, doornige struik en bood aan niemand schaduw, vooral niet aan bomen.
c. Laat vuur uit de braamstruik komen en de ceders van Libanon verslinden: De braamstruik waarschuwde dat hij een onderdrukkend heerser zou zijn en iedereen zou vernietigen die het niet met hem eens was.
i. Een test voor het karakter van een man is te zien hoe hij degenen behandelt die het niet met hem eens zijn. Als zijn enige verlangen is degenen die het niet met hem eens zijn te vernietigen, dan lijkt hij veel op de braamstruik – veel goede punten, maar geen echte substantie voor het goede.
ii. “Tenslotte werd de positie geboden aan de braamstruik, die niet alleen niets van waarde voortbracht en volkomen waardeloos was als hout, maar een positieve bedreiging was voor de boer die voortdurend oorlog moest voeren tegen zijn oprukkingen.” (Cundall)
iii. “De samengevatte moraal van de hele fabel is deze: Zwakke, waardeloze en goddeloze mannen zullen er altijd op uit zijn zichzelf de macht toe te eigenen; en, uiteindelijk, zichzelf en het ongelukkige volk waarover zij de leiding hebben, te gronde te richten.” (Clarke)
2. (16-21) Jotham past de gelijkenis toe: de stad Sichem zal vergolden worden voor het kiezen van zo’n waardeloze man.
“Nu dan, indien gij in waarheid en oprechtheid gehandeld hebt door Abimelech koning te maken, en indien gij goed gehandeld hebt met Jerubbaal en zijn huis, en met hem gedaan hebt wat hem toekomt; want mijn vader heeft voor u gestreden, zijn leven gewaagd, en u uit de hand van Midian bevrijd; Maar gij zijt heden tegen mijns vaders huis opgestaan, en hebt zijn zeventig zonen op één steen gedood, en Abimelech, den zoon zijner dienstmaagd, tot koning over de mannen van Sichem gemaakt, omdat hij uw broeder is; indien gij dan heden in waarheid en oprechtheid met Jerubbaal en met zijn huis gehandeld hebt, verheugt u dan in Abimelech, en laat hij zich ook in u verheugen. Maar zo niet, laat dan vuur komen van Abimelech en de mannen van Sichem en van Beth Millo verslinden; en laat dan vuur komen van de mannen van Sichem en van Beth Millo en Abimelech verslinden!” En Jotham vluchtte en vluchtte; en hij ging naar Beer en woonde daar, uit vrees voor Abimelech, zijn broeder.
a. Als je in waarheid en oprechtheid hebt gehandeld: Jotham stelde dit alleen maar aan de orde omwille van het argument. Hij geloofde niet dat 68 van zijn broers werden vermoord om dezelfde van waarheid en oprechtheid.
b. Omdat hij je broer is: De echte reden waarom de mannen van Sichem Abimelech steunden, was omdat hij hun broer was. De moeder van Abimelech, hoewel slechts een dienstmaagd van Gideon, was afkomstig uit Sichem. Abimelech groeide waarschijnlijk op in Sichem (Rechters 8:31).
i. Abimelech, de zoon van zijn dienstmaagd: “De moeder van Abimelech wordt een ‘slavin’ genoemd, een term die gewoonlijk verwijst naar de dienstmaagd van een echtgenote die ook een concubine is, zoals Hagar of Bilhah.” (Wolf)
c. Laat vuur komen van Abimelech en de mannen van Sichem verslinden: Jotham’s waarschuwing aan de mannen van Sichem was dat hun onverstandige keuze terug zou komen om hen pijn te doen. Hij voorspelde dat “vuur” van Abimelech zou komen en hen zou verslinden. Na deze stoutmoedige waarschuwing sloeg hij op de vlucht uit vrees voor zijn leven.
i. “De profetie van Jotham zou niet onmiddellijk vervuld worden. Het vuur smeulde drie jaar lang, maar openbaarde zich uiteindelijk.” (Morgan)
C. Jotham’s waarschuwing vervuld.
1. (22-25) Een geest van kwade wil tussen Abimelech en Sichem.
Nadat Abimelech drie jaar over Israël geregeerd had, zond God een geest van onwil tussen Abimelech en de mannen van Sichem; en de mannen van Sichem handelden verraderlijk met Abimelech, opdat de misdaad aan de zeventig zonen van Jerubbaal zou worden vereffend en hun bloed zou worden gelegd op Abimelech, hun broer, die hen doodde, en op de mannen van Sichem, die hem hielpen bij het doden van zijn broers. En de mannen van Sichem legden mannen in hinderlaag tegen hem op de toppen der bergen, en zij beroofden allen, die langs dien weg voorbijgingen; en het werd Abimelech gezegd.
a. God zond een geest van kwade wil tussen Abimelech en de mannen van Sichem: Alles scheen goed tussen de mannen van Sichem en Abimelech gedurende drie jaar. Toen, bij wijze van oordeel, nam God de vrede weg die tussen hen was en zond deze geest van kwade wil.
i. De schrijver van Rechters gebruikte een interessant woord om te zeggen dat Abimelech over Israël had geregeerd. Dit woord “is uniek voor het boek en is misschien gekozen om Abimelechs noodlottige heerschappij te onderscheiden van die van de ware rechters. Abimelech leek meer op een tiran dan op een koning.” (Wolf)
ii. “De omvang van Abimelechs koninkrijk was zeer beperkt; alleen Sichem, Beth-millo, Arumah (Richteren 9:41) en Thebez (Richteren 9:50) worden genoemd als vallend onder zijn jurisdictie en het is onwaarschijnlijk dat het zich verder uitstrekte dan een deel van westelijk Manasse.” (Cundall)
iii. “God gaf de duivel opdracht om binnen te dringen in of te werken op hun gedachten en harten; wetende dat hij uit zichzelf, en door zijn eigen neigingen, hen zou vullen met dwalingen, en jaloezie, en tweedracht, en hartverscheuringen, die zouden eindigen in burgeroorlogen en wederzijds verderf.” (Poole)
b. Lieten mensen in een hinderlaag lopen… zij beroofden allen die voorbijgingen: Aangezet door de geest van kwade wil, legden de mannen van Sichem hinderlagen op de bergwegen, in de hoop de handelsroutes te verstoren waar Abimelech van profiteerde.
i. “Dit zou tot gevolg hebben dat het aantal reizigers en karavanen in zo’n onrustig gebied zou afnemen, waardoor de zakken van Abimelech leeg raakten en ook zijn trots, want hij kon de veiligheid van het reizen in zijn domein niet garanderen.” (Cundall)
2. (26-29) De mannen van Sichem kiezen een nieuwe leider.
Nu kwam Gaal, de zoon van Ebed, met zijn broers en ging over naar Sichem; en de mannen van Sichem stelden hun vertrouwen in hem. En zij gingen uit in het veld, en plukten druiven van hun wijngaarden, en trokten die, en maakten vrolijkheid. En zij gingen in het huis hunner god, en aten en dronken, en vervloekten Abimelech. Toen zeide Gaal, de zoon van Ebed: Wie is Abimelech, en wie is Sichem, dat wij hem dienen zouden? Is hij niet de zoon van Jerubbaal, en is Zebul niet zijn dienaar? Dien de mannen van Hamor, den vader van Sichem; maar waarom zouden wij hem dienen? Als dit volk maar onder mijn gezag was! Dan zou ik Abimelech verwijderen.” Dus zei hij tegen Abimelech: “Vergroot uw leger en kom naar buiten!”
a. De mannen van Sichem stelden hun vertrouwen in hem: De mannen van Sichem verloren hun vertrouwen in Abimelech, dus kozen zij een nieuwe leider genaamd Gaal, de zoon van Ebed.
b. Zij gingen naar het huis van hun god, aten en dronken, en vervloekten Abimelech: De mannen van Sichem waren er zo van overtuigd dat hun nieuwe leider Gaal hen tegen Abimelech kon beschermen, dat zij dronken feesten begonnen te houden en Abimelech openlijk vervloekten en uitdaagden tot een gevecht (“Vermeerder uw leger en kom naar buiten!”).
3. (30-33) De rol van Zebul, de heerser over de stad.
Toen Zebul, de heerser over de stad, de woorden van Gaal, de zoon van Ebed, hoorde, werd zijn woede opgewekt. En hij zond in het geheim boodschappers naar Abimelech, zeggende: “Let op! Gaal, de zoon van Ebed, en zijn broeders zijn naar Sichem gekomen, en hier zijn zij, om de stad tegen u te versterken. Nu dan, sta op bij nacht, u en het volk dat bij u is, en wacht in het veld. En zodra ’s morgens de zon op is, zult gij vroeg opstaan en u naar de stad haasten; en wanneer hij en het volk dat bij hem is, tegen u optrekken, kunt gij hun doen wat u goeddunkt.”
a. Toen Zebul, de overste van de stad, de woorden hoorde van Gaal, de zoon van Ebed, werd zijn woede opgewekt: Zebul, de “stadsmanager” namens Abimelech, vertelde Abimelech alles over Gaal en deze rebellie. Zebul raadde Abimelech aan te komen en de stad aan te vallen.
b. Gij zult vroeg opstaan en u naar de stad haasten: Zebul raadde Abimelech aan een verrassingsaanval te organiseren tegen de opstandelingen van Sichem.
4. (34-41) Abimelech verslaat de opstand van de mannen van Sichem, georganiseerd door Gaal.
Daarop stonden Abimelech en al het volk dat bij hem was, ’s nachts op, en lagen in vier compagnieën op de loer tegen Sichem. Toen Gaal, de zoon van Ebed, uitging en bij de ingang van de stadspoort stond, stonden Abimelech en het volk dat bij hem was, op van het wachten. En toen Gaal het volk zag, zeide hij tot Zebul: Zie, er komen mensen van de toppen der bergen af!” Maar Zebul zei tegen hem: “Je ziet de schaduwen van de bergen alsof het mensen zijn.” Dus sprak Gaal opnieuw en zei: “Zie, er komen mensen uit het midden van het land naar beneden, en een ander gezelschap komt uit de Terebinthboom van de Goddelijken.” Toen zei Zebul tot hem: “Waar is nu inderdaad uw mond, waarmee gij zeidet: ‘Wie is Abimelech, dat wij hem dienen?’ Is dit niet het volk dat gij verachtte? Ga naar buiten, als je wilt, en vecht nu met hen.” Dus Gaal ging uit, leidde de mannen van Sichem, en vocht met Abimelech. En Abimelech joeg hem na, en hij vluchtte voor hem, en velen vielen gewond, tot aan de ingang van de poort. Toen woonde Abimelech te Arumah, en Zebul dreef Gaal en zijn broeders uit, zodat zij in Sichem niet woonden.
a. En Abimelech en al het volk, dat met hem was, stonden des nachts op, en lagen te wachten: Abimelech stemde in met en volgde het plan dat Zebul voorstelde.
b. Zebul zei tegen hem: “Je ziet de schaduwen van de bergen alsof het mensen zijn”: Zebul misleidde Gaal, waardoor de troepen van Abimelech positie konden innemen. Met het voordeel van hun superieure positie, dreven Abimelech en zijn soldaten Gaal en zijn mannen uit.
c. Waar is nu inderdaad uw mond: Toen Zebul wist dat Gaal in het nadeel was, kon hij het niet laten hem te berispen voor zijn trotse, arrogante woorden tegen Abimelech, een vijand die hij niet kon verslaan.
i. “Gaal was waarschijnlijk niet voorbereid op een belegering; dus had hij weinig keus dan de stadsmuren achter zich te laten en Abimelech in de open lucht te confronteren.” (Wolf)
5. (42-45) Abimelech valt de burgers van Sichem aan en verovert de stad.
En het geschiedde de volgende dag dat het volk uitging in het veld, en zij vertelden het aan Abimelech. Toen nam hij zijn volk, verdeelde het in drie groepen en ging op het veld liggen wachten. En hij keek, en daar was het volk, uit de stad komende; en hij stond tegen hen op en viel hen aan. Toen rukte Abimelech en het gezelschap, dat bij hem was, op, en stond aan de ingang van de poort der stad; en de twee andere gezelschappen rukten op allen, die in het veld waren, en doodden hen. Alzo streed Abimelech die ganse dag tegen de stad; hij nam de stad in en doodde het volk, dat daarin was; en hij sloopte de stad en zaaide haar met zout.
a. Het geschiedde op de volgende dag: Met het verzet van Gaal verslagen, zou Abimelech het gemakkelijk vinden om zijn controle over de stad Sichem weer te vestigen. Zowel buiten als binnen de stad vielen zij effectief de mensen van Sichem aan en doodden ze (zelfs degenen die niet direct bij de opstand betrokken waren).
i. “Het volk, er kennelijk van overtuigd dat de zaak was afgesloten, ging zoals gewoonlijk het veld op om zich bezig te houden met hun dagelijkse bezigheden.” (Cundall)
b. Hij nam de stad in en doodde het volk dat zich daarin bevond; en hij verwoestte de stad en zaaide haar met zout: Toen keerde Abimelech zijn woede tegen het volk van Sichem, en hij doodde zovelen van hen als hij kon, en hij verwoestte hun stad.
i. “Sichem werd inderdaad pas herbouwd in de regering van Jeroboam I, bijna twee eeuwen later (1 Koningen 12:25).” (Wolf)
ii. Dit toont het probleem aan van het volgen van een man die door geweld aan de macht komt. Meestal is het slechts een kwestie van tijd totdat hetzelfde geweld zich keert tegen degenen die hem aan de macht hebben geholpen.
6. (46-49) Het bloedbad bij de toren van Sichem.
Toen nu alle mannen van de toren van Sichem dat gehoord hadden, gingen zij het bolwerk van de tempel van de god Berith binnen. En men vertelde Abimelech, dat al de mannen van den toren van Sichem verzameld waren. Toen ging Abimelech op naar de berg Zalmon, hij en al het volk dat bij hem was. En Abimelech nam een bijl in zijn hand en hieuw een twijg af van de bomen, en hij nam die en legde die op zijn schouder; toen zeide hij tot het volk, dat bij hem was: “Wat gij mij hebt zien doen, haast u en doe, gelijk ik gedaan heb.” Zo hieuw ook ieder van het volk zijn eigen takken af en volgde Abimelech, zette ze tegen het bolwerk, en stak het bolwerk boven hen in brand, zodat al het volk van de toren van Sichem stierf, ongeveer duizend mannen en vrouwen.
a. Abimelech nam een bijl in zijn hand en hakte een tak om… “Wat gij mij hebt zien doen, haast u en doe zoals ik gedaan heb”: Hoewel Abimelech een goddeloos en gewelddadig man was, begreep hij wel enkele basisprincipes van leiderschap. Hij begreep het belang van leiding geven door het voorbeeld van je eigen daden. Hij kon zijn troepen zeggen te doen zoals ik heb gedaan, en zij deden het.
b. Al het volk van de toren van Sichem stierf, ongeveer duizend mannen en vrouwen: Hiermee slachtte Abimelech de laatste overlevenden van de stad Sichem af, waarbij ongeveer duizend mannen en vrouwen omkwamen. Hiermee werd de waarschuwing van Jotham eerder in het hoofdstuk (Richteren 9:19-20) op een grafische manier in vervulling gebracht.
i. “Dit was alsof een man in een stapel stro of een vat buskruit zou rennen, om zich te beveiligen tegen een razend vuur. Hun verbond met Baäl, dat beeld van jaloezie (Ezechiël 8:3), was de oorzaak van hun ondergang. Zij beschouwden deze vesting zowel als een fort en een heiligdom; maar het redde hen niet.” (Trapp)
ii. Voor het volk van Sichem kon zelfs een veilige toren hen niet beschermen. Toch is er een veiliger toren dan de toren van Sichem. De naam des HEREN is een sterke toren; de rechtvaardigen vluchten erheen en zijn veilig (Spreuken 18:10). Want U bent voor mij een schuilplaats geweest, een sterke toren tegen de vijand. (Psalm 61:3).
7. (50-55) Gods oordeel over Abimelech.
Toen trok Abimelech naar Thebez, en hij legerde zich tegen Thebez en nam het in. Maar er was een sterke toren in de stad, en al de mannen en de vrouwen, al het volk der stad, vluchtten daarheen en sloten zich in; daarna gingen zij op naar de top van de toren. Toen kwam Abimelech tot aan den toren en vocht tegen denzelven, en hij naderde de deur des torens, om dien met vuur te verbranden. Maar een zekere vrouw liet een bovenste molensteen op het hoofd van Abimelech vallen en verbrijzelde zijn schedel. Toen riep hij snel de jongeman, zijn wapendrager, en zeide tot hem: Trek uw zwaard en dood mij, opdat men niet van mij zeggen zal: Een vrouw heeft hem gedood. En de jongeman doorboorde hem, en hij stierf. En toen de mannen van Israel zagen, dat Abimelech dood was, vertrokken zij, een ieder naar zijn plaats.
a. Abimelech kwam tot aan de toren en vocht ertegen: Na zijn brute overwinning bij de toren van Sichem dacht Abimelech waarschijnlijk dat hij een expert was in het aanvallen van torens. Hij ging naar Thebez en viel daar de stad en de toren aan.
b. Een zekere vrouw liet een bovenste molensteen op het hoofd van Abimelech vallen en verbrijzelde zijn schedel: Bij Thebez liet een vrouw een molensteen op het hoofd van Abimelech vallen en verwondde hem dodelijk.
i. Dit was waarschijnlijk een steen die gebruikt werd om graan met de hand te malen. “Zulke handstenen waren gemiddeld tien tot veertien duim lang en wogen vijf pond of meer.” (
c. Trek uw zwaard en dood mij, opdat men niet van mij zegt: “Een vrouw heeft hem gedood.” Abimelech vond het manhaftiger om door zijn eigen wapendrager gedood te worden; maar hij was daarna nog steeds dood. Trots zelfs in de dood, moest hij zich toen tegenover God verantwoorden voor zijn goddeloos handelen.
i. “Toch bleef men nog lang na zijn dood de eer aan de vrouw geven (vgl. 2 Samuël 11:21).” (Wolf)
ii. “Maar commentatoren merken het op als een rechtvaardige hand van God over Abimelech, dat hij op één steen zijn zeventig broeders had gedood, en nu een steen hem doodt; zijn hoofd had de kroon van Israël gestolen, en nu wordt zijn hoofd geslagen.” (Trapp)
8. (56-57) Samenvatting: De zekerheid van Gods oordelen.
Daarmee vergold God de boosheid van Abimelech, die hij zijn vader had aangedaan, door zijn zeventig broeders te doden. En al het kwaad der mannen van Sichem keerde God weder op hun eigen hoofd, en over hen kwam de vloek van Jotham, den zoon van Jerubbaal.
a. Zo vergold God de boosheid van Abimelech: We kunnen er zeker van zijn dat God boosheid zal vergelden, hetzij in dit leven of in het hiernamaals. Vaak vindt God een manier om het zowel in dit leven als in het toekomende leven te doen.
b. Over hen kwam de vloek van Jotham, de zoon van Jerubbaal: God had de mannen van Sichem gewaarschuwd door Jotham. Toch verwierpen zij de waarschuwing van God, en daarom gingen zij te gronde.
i. Wij moeten allen overwegen of God ons waarschuwt voor iets in de tegenwoordige tijd. Het verhaal van Abimelech, de mannen van Sichem, en Jotham toont ons dat er een echte en verschrikkelijke prijs te betalen is voor het verwerpen van Gods waarschuwingen.