Analyse van de sleutelmoleculen van het endocannabinoïde (EC) systeem 2-arachidonoyl glycerol (2AG) en arachidonoyl ethanolamide (anandamide, AEA) is een uitdaging door verschillende eigenaardigheden. 2AG isomeriseert spontaan tot zijn biologisch inactieve analoog 1-arachidonoylglycerol (1AG) door acylmigratie en is alleen chromatografisch te onderscheiden van 1AG. Matrixeffecten, hoofdzakelijk veroorzaakt door gecoëxtraheerde fosfolipiden, kunnen de analyse verder bemoeilijken. Bovendien zijn 2AG en 1AG onstabiel onder bepaalde omstandigheden, zoals verdamping van oplosmiddelen of reconstitutie van gedroogde extracten. Wij onderzochten de effecten van verschillende organische oplosmiddelen en hun mengsels, zoals tolueen, ethylacetaat en chloroform-methanol, op de 2AG/1AG-isomerisatie, de 2AG/1AG-stabiliteit en de matrixeffecten bij de UPLC-MS/MS-analyse van 2AG en AEA in menselijk plasma. Tolueen verhinderde zowel de isomerisatie van 2AG naar 1AG als de afbraak van 2AG/1AG tijdens de verdamping. Tolueenextracten bevatten slechts 2% van de fosfolipiden in plasma die het matrixeffect veroorzaken, vergeleken met extracten uit het traditioneel gebruikte oplosmiddelenmengsel chloroform-methanol. Tolueen en alle andere geteste organische oplosmiddelen leveren vergelijkbare 2AG- en AEA-extractierendementen (60-80%). Op basis van deze gunstige tolueeneigenschappen hebben wij een UPLC-MS/MS-methode met positieve electrospray-ionisatie (ESI+) ontwikkeld en gevalideerd, waarmee 2AG en AEA in humaan plasma gelijktijdig nauwkeurig en precies kunnen worden gemeten. De UPLC-MS/MS methode werd kruisgevalideerd met een eerder beschreven volledig gevalideerde GC-MS/MS methode voor AEA in humaan plasma. Er werd een nauwe correlatie (r(2)=0,821) waargenomen tussen de resultaten verkregen met UPLC-MS/MS (y) en GC-MS/MS (x) methoden (y=0,01+0,85x). De UPLC-MS/MS-methode is geschikt voor routinematige meting van 2AG en AEA in menselijke plasmamonsters (1 ml) in een klinische omgeving, zoals blijkt uit plasmamonsters voor kwaliteitscontrole die over een periode van 100 dagen zijn verwerkt. De UPLC-MS/MS-methode werd verder uitgebreid tot menselijke urine. In urine was AEA niet detecteerbaar en 2AG werd gedetecteerd in slechts 3 van de 19 monsters van gezonde proefpersonen bij 160, 180 en 212 pM, wat overeenkomt met respectievelijk 12,3, 14,5 en 9,9 pmol/mmol creatinine.