Doelstelling: Het vergelijken van de zwangerschapsuitkomsten bij vrouwen bij wie klasse A1 zwangerschapsdiabetes is vastgesteld met die van een groep met een normale 3-uurs glucosetolerantietest (GTT) om de morbiditeiten die kunnen worden toegeschreven aan glucose-intolerantie te beoordelen.
Methoden: Selectieve 50-g GTT identificeerde zwangere vrouwen die een 3-uurs GTT kregen. Over een periode van 16 maanden werden 159 vrouwen gediagnosticeerd met zwangerschapsdiabetes klasse A1 volgens de criteria van de National Diabetes Data Group. Gedurende de laatste 12 maanden van deze periode werden 151 vrouwen met een normaal GTT-resultaat ter vergelijking geïdentificeerd.
Resultaten: Er waren statistisch significante verschillen in leeftijd en de ontwikkeling van peripartum hypertensie bij vrouwen met zwangerschapsdiabetes klasse A1 in vergelijking met de normale 3-uurs GTT-groep. Er waren geen significante verschillen in neonatale uitkomstvariabelen, inclusief het percentage van de bevalling van pasgeborenen met een grote zwangerschapsduur (LGA) bij vrouwen met A1-diabetes in vergelijking met controles. In totaal werden 111 (36%) van de 310 neonaten geclassificeerd als LGA, een percentage dat meer dan het dubbele was van de singleton populatie in ons ziekenhuis. Het gewicht van de moeder, de pariteit en een voorgeschiedenis van een macrosomisch kind waren significant geassocieerd met LGA. Het gemiddelde gewicht van de moeder was hetzelfde in de twee GTT-groepen, wat een onafhankelijk effect op de foetale grootte impliceert. Verloskundige interventies waren niet significant verschillend tussen de groepen, dus verschillen in interventie konden geen verklaring zijn voor het gebrek aan verschil in uitkomstvariabelen. Het effect van dieetadvisering in de klasse A1-diabetische vrouwen is ook een onwaarschijnlijke verklaring voor het gebrek aan verschillen in uitkomst. Binnen de normale GTT-groep hadden vrouwen met één abnormale 3-uurs GTT-waarde een frequentie van LGA-kinderen die vergelijkbaar was met die van vrouwen met alle normale 3-uurs GTT-waarden. Deze resultaten suggereren dat er een selectie-effect is van screening op glucose-intolerantie, dat mogelijk meer te maken heeft met andere risicofactoren voor de uitkomst van LGA dan met glucose-intolerantie. Maternale obesitas is een onafhankelijke en sterkere risicofactor voor grote zuigelingen dan glucose-intolerantie.
Conclusie: De diagnose van klasse A1 zwangerschapsdiabetes is niet significant geassocieerd met obstetrische en perinatale morbiditeiten. Een niet-discriminerende diagnostische test ondermijnt de validiteit van bevolkingsonderzoek naar glucose-intolerantie.