Een pasgeboren ster doorloopt normaliter vier stadia van adolescentie. Hij begint zijn leven als een protoster die nog steeds gehuld is in zijn oorspronkelijke moleculaire wolk, die nieuw materiaal aan zich toevoegt en een proto-planetaire schijf ontwikkelt. Langzaam blazen stellaire winden en straling de omringende schil van gas en stof weg, en het derde stadium, wanneer de omringende schil is opgeruimd, wordt de T-Tauri-fase genoemd. T-Tauri-sterren (de klasse is genoemd naar de eerste ster van dit type die zo werd geïdentificeerd) zijn minder dan ongeveer tien miljoen jaar oud, en bieden astronomen veelbelovende kandidaten om het vroege leven van sterren en planeten te bestuderen. Zij behoorden tot de eerste jonge sterren die werden geïdentificeerd, omdat de vroegere stadia, nog ingebed in hun geboortewolken, door het stof voor optische waarnemingen werden geblokkeerd. In het vierde stadium stopt de schijf met accretie en komt de straling van de bron uit de fotosfeer van de ster. T-Tauri sterren produceren sterke röntgenstraling, voornamelijk door wat wordt verondersteld coronale activiteit te zijn, vergelijkbaar met de coronale activiteit in onze eigen zon, hoewel in sommige gevallen een component afkomstig zou kunnen zijn van heet materiaal in de stoffige schijf.
Metingen aan circumstellaire schijven van T-Tauri leveren belangrijke tests op voor theorieën over planeetvorming en -migratie. Nabij-infrarode resultaten, bijvoorbeeld, monsteren de stofkorrels met de warmere temperaturen, en kunnen de aanwezigheid van gaten in de schijf onthullen (misschien geruimd door massieve planeten) wanneer een verwachte ring van warm stof rond de ster niet wordt gedetecteerd. Astronomen hebben de afgelopen decennia infrarood ruimtetelescopen zoals Spitzer kunnen gebruiken om T-Tauri-schijven te onderzoeken, maar er zijn nog veel raadsels, met name over de mechanismen die verantwoordelijk zijn voor de accretie, de daaropvolgende materiaalverspreiding, en de evolutietijden waarop deze processen plaatsvinden.
CfA-astronoom Philip Cargile maakte deel uit van een team van zeven wetenschappers die de evolutie van deze sterren en hun schijven bestudeerden. Zij namen gedetailleerde optische waarnemingen (inclusief spectra) van een steekproef van vijfentwintig met röntgenstraling geselecteerde T-Tauri-sterren in twee nabije stervormingswolken om hun leeftijden en stermassa’s af te leiden. Zij ontdekten dat de meeste bronnen in de ene wolk tussen de vijf en zes miljoen jaar oud zijn; een paar blijken meer dan vijfentwintig miljoen jaar oud te zijn en kunnen nu worden uitgesloten van de T-Tauri-klasse. In de andere wolk zijn de meeste bronnen jonger dan ongeveer tien miljoen jaar. De resultaten komen goed overeen met theoretische modellen en andere waarnemingen. Misschien nog nuttiger is dat de resultaten helpen bij het identificeren van echte T-Tauri-sterren met schijven die geschikt zouden zijn voor beeldwaarnemingen met een nieuwe generatie grote telescopen.