(ă-bor′shŏn)
De spontane of geïnduceerde beëindiging van een zwangerschap voordat de foetus een levensvatbare leeftijd heeft bereikt. De wettelijke definitie van levensvatbaarheid (meestal 20 tot 24 weken zwangerschap) verschilt van staat tot staat. Sommige premature pasgeborenen van minder dan 24 weken zwangerschap of 500 g zijn levensvatbaar. Symptomen van spontane abortus zijn buikkrampen en vaginale bloedingen, soms met de passage van stolsels of stukjes weefsel.
ETIOLOGIE
De meest voorkomende spontane oorzaken zijn een gebrekkige ontwikkeling van het embryo als gevolg van chromosomale afwijkingen, afwijkingen van de placenta, endocriene stoornissen, acute infectieziekten, ernstig trauma, en shock. Andere oorzaken zijn baarmoederproblemen, immunologische factoren en het gebruik van bepaalde geneesmiddelen.
PATIËNTENVERZORGING
De beoordeling omvat het controleren van de vitale functies, de vochtbalans en de status en het verloop van de abortus. Historische gegevens moeten de duur van de zwangerschap, Rh-status, en het tijdstip van begin, type en intensiteit van de abortus symptomen omvatten. De aard en de hoeveelheid van de vaginale bloeding worden genoteerd, en eventueel doorgegeven weefsel (embryonaal of foetaal) wordt bewaard voor laboratoriumonderzoek. De patiënt wordt geëvalueerd op shock, sepsis en gedissemineerde intravasculaire stolling.
Een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg blijft zoveel mogelijk bij de patiënt om de angst te helpen wegnemen, is zich bewust van de copingmechanismen van de patiënt en is alert op reacties zoals verdriet, woede, schuldgevoel, verdriet, depressie, opluchting of blijdschap.
Als een electieve abortus of een chirurgische voltooiing van de abortus nodig is, worden de procedure en de verwachte sensaties uitgelegd en wordt algemene perioperatieve zorg verleend. Als de patiënte Rh-negatief en Coombs-testnegatief (niet isoimmuun) is, en als de zwangerschap langer dan 8 weken heeft geduurd, wordt binnen 72 uur na de abortus Rho(D) toegediend zoals voorgeschreven. Voorgeschreven vloeistoffen, oxytocica, antibiotica en transfusies worden indien nodig toegediend.
Na de abortus wordt de patiënte geïnstrueerd overmatig bloeden (stolsels groter dan een dubbeltje), pijn, ontsteking of koorts te melden en geslachtsgemeenschap, tampongebruik, douchen of iets anders in de vagina plaatsen te vermijden tot na een vervolgonderzoek.