De ontwikkeling van 181 overtollige menselijke embryo’s, waaronder zowel normaal als abnormaal bevruchte, werd geobserveerd van dag 2 tot dag 5, 6 of 7 in vitro. 63/149 (42%) normaal bevruchte embryo’s bereikten het blastocyst stadium op dag 5 of 6. Het totale aantal cellen, het aantal trophectodermcellen (TE-cellen) en het aantal binnenste celmassa’s (ICM-cellen) werd geanalyseerd door differentiële labeling van de kernen met polynucleotidespecifieke fluorochromen. De TE-kernen werden tijdens de immunochirurgische lysis met één fluorochroom gelabeld, waarna het embryo werd gefixeerd en beide reeksen kernen met een tweede fluorochroom werden gelabeld (Handyside and Hunter, 1984, 1986). Nieuw geëxpandeerde normaal bevruchte blastocysten op dag 5 hadden een totaal van 58,3 +/- 8,1 cellen, dat toenam tot 84,4 +/- 5,7 en 125,5 +/- 19 op dagen 6 en 7, respectievelijk. De aantallen TE-cellen waren vergelijkbaar op dag 5 en 6 (respectievelijk 37,9 +/- 6,0 en 40,3 +/- 5,0) en verdubbelden vervolgens op dag 7 (80,6 +/- 15,2). Daarentegen verdubbelde het aantal ICM-cellen tussen dag 5 en 6 (respectievelijk 20,4 +/- 4,0 en 41,9 +/- 5,0) en bleef vrijwel onveranderd op dag 7 (45,6 +/- 10,2). Er was wijdverspreide celdood in zowel de TE als de ICM, zoals blijkt uit fragmenterende kernen, die aanzienlijk toenam tegen dag 7. Deze resultaten worden vergeleken met de aantallen cellen in morfologisch abnormale blastocysten en blastocysten afkomstig van abnormaal bevruchte embryo’s. De kernen van gearresteerde embryo’s werden eveneens onderzocht. Het aantal TE- en ICM-cellen dat in normaal bevruchte blastocysten wordt toegewezen, blijkt vergelijkbaar te zijn met de aantallen die bij de muis worden toegewezen. In tegenstelling tot de muis blijft het aandeel ICM-cellen echter hoger, ondanks celdood in beide lijngroepen.