Ur-Nammu was de eerste heerser van de Derde Dynastie van Ur, een rijk dat zich in oostelijke richting uitstrekte van Zuid Mesopotamië tot delen van het huidige Iran.
In deze periode werden funderingsfiguren gelegd in bakstenen dozen die werden geplaatst in de lagere niveaus van bouwprojecten, bijna uitsluitend tempels. Volgens Muscarella (Bronze and Iron, Ancient Near Eastern Artifacts in the Metropolitan Museum of Art, p. 309) was de kanefoor “de klassieke (normatieve) vorm” van deze pinnen. De figuur stelt de koning voor en toont hem terwijl hij deelneemt aan de bouw van het tempelcomplex, waarbij hij letterlijk de klei voor de bakstenen op zijn hoofd draagt. Door de figuur, of meerdere figuren, in de tempel te plaatsen, wordt de koning bewaard als eeuwig aanwezig in de tempel die hij heeft opgericht, en voor altijd in de handeling van het dienen van de godheid daarin.
Daarnaast laat Muscarella weten (p. 311, op. cit.) dat deze funderingsfiguren, als offergaven onder de tempelvloeren en -muren, “een van de weinige klassen van artefacten vertegenwoordigen die uitsluitend werden gemaakt om vanaf het moment van hun vervaardiging aan menselijke ogen en onderneming te worden onttrokken.”
Er zijn verschillende identieke figuren van Ur-Nammu bekend: twee opgegraven in Uruk; één uit de Enlil tempel in Nippur, nu in Bagdad (IM 59586); één in het British Museum (ANE 113896); één in het Metropolitan Museum of Art (47.49); en één in de Burrell Collection, Glasgow (zie p. 311 in Muscarella, op. cit.). Van de laatste drie, evenals van het onderhavige voorbeeld, is de herkomst onbekend.