Kant’s discipelen
Zijn discipelen – Fichte, Hegel, Schopenhauer – verdraaiden of versterkten zijn leringen. Coleridge in Engeland en Victor Cousin in Frankrijk pasten wat passend leek aan voor eigen gebruik. De school als geheel stond bekend als het Duits idealisme, omdat zij berustte op het onderscheid tussen het denkende subject en het waargenomen object; “idee” en “ding” waren verschillend, maar idee (of de geest) speelde een rol in de vormgeving van de werkelijkheid der dingen, waaruit alle stabiliteit en regelmatigheid in het universum voortkwamen.
Stabiliteit was wenselijk als waarborg voor de natuurwetenschap, maar in de sociale wereld werd zij duidelijk tegengesproken door de gebeurtenissen, vooral door die sinds de Franse Revolutie. In 1840 hadden vele historici het verhaal van de afgelopen 50 jaar verteld, en de les die zij eruit trokken was bijna eenstemmig die van pessimisme. Ontdaan van de Voorzienigheid en de verklaring die zij placht te geven door haar “mysterieuze werking”, leek de geschiedenis noch moreel rationeel, noch menselijk aanvaardbaar.
De Duitse filosoof Hegel trok echter een andere conclusie. Na Kant en na getuige te zijn geweest van de overwinning van Napoleon bij Jena in 1806, zag hij de wereld als geregeerd door een nieuwe logica, niet langer een logica van statische dingen maar van dingen in beweging. Hij zag de krachten van de geschiedenis in een eeuwigdurende strijd. Geen van beide partijen wint, maar het resultaat van hun strijd is een amalgaam van hun rivaliserende bedoelingen. Hegel noemde de voors en de tegens en hun overleveringen these, antithese en synthese. Menselijke aangelegenheden zijn altijd in dialectische (dialogerende) voortgang. Soms belichaamt een “wereldhistorische figuur” (Luther, Napoleon) de aspiraties van de massa’s en geeft ze gestalte door oorlog, revolutie of religieuze reformatie. Maar gedurende de gehele opeenvolging van gebeurtenissen vindt de ontplooiing plaats van de Geest of de Idee die de concrete vormen van de werkelijkheid aanneemt. Hegel had een andere versie van evolutie en vooruitgang, want hij voorspelde de uitbreiding van de vrijheid tot alle mensen als de vervulling van de geschiedenis. Het is interessant op te merken dat Hegel tot 1848 of 1850 algemeen werd beschouwd als een gevaarlijke revolutionair, een gelovige in een onweerstaanbare vooruitgang die de mensheid met bloed en strijd moest verdienen. Karl Marx, als jongere Hegeliaan, zou Hegels onuitgesproken belofte op een andere basis uitvoeren.
Andere takken van de almachtige Duitse filosofie verdienen de aandacht, maar kunnen alleen worden besproken voor zover zij betrekking hebben op hoog-romantische thema’s. Fichte’s modificatie van Kant maakte het ego tot de “schepper” van de wereld, een extreme uitbreiding of veralgemening van het individualisme. Aan het andere uiterste, maar meer in overeenstemming met de hedendaagse wetenschap en kunst, maakte Schelling van de natuur de bron van alle energie, van waaruit het individuele bewustzijn opstijgt om de waarnemer van het universum te worden. De natuur is een kunstwerk en de mens is, om zo te zeggen, haar criticus, en omdat het menselijk bewustzijn het resultaat is van een daad van zelfbeperking, bespeurt het een morele plicht en voelt het de behoefte om te aanbidden.