Warfarine wordt vaker gebruikt dan acenocoumarol vanwege zijn langere halfwaardetijd (36 uur), waardoor het theoretisch een stabielere antistolling geeft, en factor VII-schommelingen vermijdt die mogelijk optreden tijdens de behandeling met acenocoumarol (halfwaardetijd 10 uur). Het doel van onze studie was acenocoumarol te vergelijken met warfarine in dezelfde groep van 103 patiënten die begonnen waren met orale antistolling met acenocoumarol en daarna overgingen op warfarine. Bij deze patiënten vergeleken wij de vorige periode van zes maanden behandeling met acenocoumarol (juli-december 1996) met een nieuwe periode van zes maanden behandeling met warfarine (juli-december 1997). Wij wilden weten of warfarine de kwaliteit en de stabiliteit van de orale antistolling van onze patiënten kon verbeteren en of er een verschil was tussen de twee geneesmiddelen wat de gemiddelde wekelijkse dosis per patiënt betreft. Om de mogelijke dagelijkse schommelingen van factor VII op te sporen, evalueerden wij bovendien een bijkomende groep van 54 patiënten. Een subgroep van deze patiënten werd behandeld met warfarine, terwijl een andere groep acenocoumarol kreeg. In de eerste groep patiënten werden 1.158 en 1.064 PT’s verricht met respectievelijk acenocoumarol en warfarine. Het percentage PT’s binnen de therapeutische range was 59% met acenocoumarol en 62% met warfarine (p=0,4). Het gemiddelde aantal bezoeken per patiënt was 12 en 11, en het gemiddelde aantal bezoeken binnen de therapeutische range was 7 en 7, respectievelijk. De laatste check in file methode toonde geen verschil tussen de twee geneesmiddelen. Overdoseringen waren 51 (4,4%) met acenocoumarol en 30 (2,8%) met warfarine (p=0,4). Er werd een goede correlatie (r=0,92) gevonden tussen de gemiddelde weekdosis acenocoumarol en de gemiddelde weekdosis warfarine. De gemiddelde warfarine/acenocoumarol wekelijkse dosis verhouding was 2,08 (range: 1,25-3,30; CI 95%: 1,99-2,16). In de tweede groep patiënten waren de factor VII spiegels bij beide geneesmiddelen 24 uur na toediening hoger dan 16 uur na toediening, waaruit bleek dat hun dagelijkse schommeling onafhankelijk was van de halfwaardetijd van het geneesmiddel, aangezien de factor VII spiegels bij patiënten met een lage vitamine K inname niet verhoogd waren. Onze resultaten toonden aan dat warfarine niet beter leek te zijn dan acenocoumarol bij de uitvoering van een antistollingskliniek in termen van PT’s binnen de therapeutische range per patiënt. Het lijkt erop dat het gedrag van factor VII eerder werd beïnvloed door de inname van vitamine K dan door de korte halfwaardetijd van acenocoumarol.