De Zevende Kruistocht (1248-1254 CE) werd geleid door de Franse koning Lodewijk IX (r. 1226-1270 CE) die van plan was Egypte te veroveren en Jeruzalem in te nemen, beide toen gecontroleerd door de Moslim Ayyubid Dynastie. Ondanks het aanvankelijke succes van de verovering van Damietta aan de Nijl, werd het kruisvaardersleger in 1250 bij Mansourah verpletterd in een herhaling van de gebeurtenissen van de Vijfde Kruistocht (1217-1221 CE). Lodewijk werd gevangen genomen en vervolgens vrijgekocht, maar bleef vastbesloten zijn kruisvaardersgeloften na te komen en lanceerde de Achtste Kruistocht in 1270 CE.
Proloog: De val van Jeruzalem
De Zesde Kruistocht (1228-1229 CE) werd geleid door de Heilige Roomse Keizer Frederik II (r. 1220-1250 CE) die erin slaagde een echte strijd te vermijden en de controle over Jeruzalem te onderhandelen met de Sultan van Egypte en Syrië, al-Kamil (r. 1218-1238 CE). Vijftien jaar later braken er echter weer problemen uit toen de opvolgers van al-Kamil vochten om het Ayyubidische Rijk te behouden dat Saldin, de oom van al-Kamil, in 1174 had gesticht. Zoals in het verleden bleven sommige moslimsteden die niet onder Ayyubidische controle stonden (met name Damascus) gemakkelijke allianties sluiten met de Latijnse staten in het Midden-Oosten.
Advertisement
De Ayyubidische controle over het Midden-Oosten werd aanzienlijk versterkt toen een groot Latijns leger en zijn moslimbondgenoten uit Damascus en Homs werden verslagen in de slag bij La Forbie (Harbiya) in Gaza op 17 oktober 1244 CE. Meer dan 1000 ridders sneuvelden in de slag, een ramp waarvan de Latijnse staten zich nadien maar moeizaam herstelden. Jeruzalem was al eerder van de christenen afgenomen, ditmaal door de Ayyubidische bondgenoten, de nomadische Khorezmiërs (Khwarismiërs) op 23 augustus 1244 CE. Christenen in de Heilige Stad waren vermoord en heilige plaatsen ontheiligd. Het Latijnse Oosten, zoals de door de kruisvaarders opgerichte staten in de Levant worden genoemd, riep de hulp in van het Westen. Paus Innocentius IV (r. 1243-1254 CE) reageerde en riep op tot nog een kruistocht, de veldtocht die nu bekend staat als de Zevende Kruistocht. De leider van de expeditie was Lodewijk IX, koning van Frankrijk. Kerkelijke figuren gingen op de gebruikelijke predikingstochten om in heel Europa rekruten te werven, hoewel Frankrijk de voornaamste leverancier was. Tot de belangrijkste Europese edelen op de expeditie behoorden Hendrik I van Cyprus (r. 1218-1253 CE), Raymond VII van Toulouse, Hertog Hugh IV van Bourgondië, Graaf Willem van Vlaanderen, en Lodewijks eigen broer, Alphonse van Poitiers. Het leek erop dat de mislukkingen van de vorige kruistochten de geesten van Europa’s beste vechters niet hadden getemperd.
Louis IX, koning van Frankrijk
Waarom Lodewijk in december 1244 “het kruis opnam” en besloot zijn koninkrijk te verlaten om naar de Levant te trekken is niet duidelijk. Volgens de legende was de koning ernstig ziek en herstelde het besluit om op kruistocht te gaan hem op miraculeuze en onmiddellijke wijze van zijn gezondheid. Moderne historici zoeken naar motieven die minder bovennatuurlijk zijn, zoals de wens om te worden gezien als Europa’s belangrijkste heerser, om zijn koninkrijk te consolideren door het bestuur ervan te herstructureren – een noodzaak tijdens zijn lange afwezigheid – of gewoonweg piëteit voor de christelijke zaak. Zeker is dat de koning besloot tot de kruistocht nog voordat de paus hem officieel had opgeroepen, een omkering van de procedure van eerdere kruistochten.
Advertentie
De Franse koning was vastbesloten dat zijn expeditie goed gefinancierd zou worden, en dat gebeurde ook, dankzij een reeks belastinghervormingen en -verhogingen, inkomsten van de kerk (belastingen en giften van de gelovigen), het vorderen van “giften” van tenminste 82 steden in heel Frankrijk, betalingen van baronnen en andere edelen, en de eigen portemonnee van de koning. In 1248 verdreef de koning, die al lang bekend stond om zijn anti-Joodse beleid, alle Joden uit Frankrijk en confisqueerde hun bezittingen. Geen middel (of spaarvarken) werd onbeproefd gelaten, en de koning had zeker een enorme hoeveelheid geld nodig om zo’n enorme onderneming te financieren. Lodewijk deed zelfs de moeite om de versterkte stad Aigues Mortes in Zuid-Frankrijk te bouwen, speciaal voor het kruisvaardersleger, om zich daar te verzamelen en van boord te gaan met schepen die voor dat doel waren gehuurd van Genua en Marseille. Ook werden daar gestaag voorraden ingeslagen. Lodewijks planning bleek verder uit het feit dat hij op Cyprus een voorraad goederen aanlegt – vooral tarwe, gerst en wijn – die onderweg allemaal zouden worden opgehaald.
De vloot van ongeveer 10.000 man vertrok op 25 augustus 1248 CE. De troepen stopten op Cyprus en bleven acht maanden op het eiland om bij te tanken en zich te bevoorraden. Het oponthoud maakte het ook mogelijk dat achterblijvers zich bij het hoofdleger konden voegen, zowel uit Europa als uit de steden Akko, Tripoli en Antiochië in het Midden-Oosten. Bovendien zou Lodewijk profiteren van de bijdrage van de in de Levant gevestigde militaire ordes, de Hospitaalridders, Tempeliers en Teutoonse Ridders. In de zomer van 1249 was het leger eindelijk klaar om de kruistocht te beginnen. Lodewijk schreef een brief aan de sultan van Egypte, waarin hij zijn voornemen uitte om niet alleen Jeruzalem terug te veroveren, maar heel Egypte en de Levant:
Teken in op onze wekelijkse e-mail nieuwsbrief!
Ik zal uw grondgebied bestormen, en zelfs al zou u trouw zweren aan het kruis, dan nog zou ik niet van gedachten veranderen. De legers die mij gehoorzamen bestrijken bergen en vlakten, zij zijn zo talrijk als de kiezelstenen der aarde, en zij marcheren op u af, grijpend naar de zwaarden van het lot.
(geciteerd in Maalouf, 227)
Al-Salih, Sultan van Egypte
De Ayyubidische dynastie werd in deze tijd geleid door al-Salih Ayyub (r. 1240 & 1245-9 CE), de tweede zoon van al-Kamil, zijn voorganger als Sultan van Egypte. Net als zijn vader had al-Salih moeite om zijn gebieden onder controle te houden als gevolg van rivaliteit tussen moslimleiders en zelfs Ayyubidische vorsten. Bovendien breidde het Mongoolse Rijk zich steeds verder uit naar het westen en leek niet meer te stoppen. Lodewijk IX had inderdaad diplomatieke toenadering gezocht tot de Mongoolse khan in de hoop dat hij een nuttige bondgenoot zou kunnen zijn om de Ayyubiden uit Egypte en de Levant te verdrijven, maar de Mongolen waren alleen geïnteresseerd in verovering, of het nu om christelijke of islamitische gebieden ging, maakte geen verschil.
Gelukkig bleven de Mongolen vooralsnog een toekomstige bedreiging en kon al-Salih, wat zijn eigen binnenlandse aangelegenheden betrof, vertrouwen op zijn Mamlukse regiment, de Bahris, en een zeer groot aantal Kipchak Turkse slavenkrijgers, meegenomen van de Russische steppe, om zijn wil door te zetten. Zo kon de sultan, die reeds was opgepept door de overwinning bij La Forbie, in 1245 na Christus Damascus, sinds lang een islamitisch bolwerk van de rebellen, innemen. Het verval van de Latijnse staten zette zich voort toen al-Salih in 1247 Ascalon veroverde.
Damietta
Het kruisvaardersleger van Louis landde in juni 1249 CE in Egypte, maar stuitte op het eerste van vele problemen. De zware zeilschepen met diepe bodem van de westerlingen zorgden ervoor dat het leger niet gemakkelijk van boord kon gaan op de zandstranden van Egypte, en dus waren de ridders gedwongen door het ondiepe water te waden. Intussen was al-Kamil druk bezig geweest en versterkte de vestingwerken en het garnizoen van Damietta, de vestingstad aan de Nijldelta. Toen alles was verzameld, telde het kruisvaardersleger nu ongeveer 18.000 man, waaronder 2.500 ridders en 5.000 kruisboogschutters. Het was een groot leger voor een enkele veldslag, maar wellicht niet groot genoeg om een hele regio te veroveren.
Advertisement
Zo bleek, de kruisvaarders veroverden Damietta in juni 1249 CE met verrassend gemak. Een combinatie van een amfibische aanval en de superioriteit van westerse kruisbogen zorgde voor een opmerkelijk snelle overwinning gezien de moeite die het leger van de Vijfde Kruistocht had genomen om Damietta in te nemen in 1218-19 CE. Een extra bonus was dat, omdat het garnizoen in paniek was gevlucht, de vestingwerken van de stad intact waren gebleven. Het hoofdleger van de sultan wachtte echter op een veilige afstand van Damietta. Dit was slechts de openingszet van wat een zeer lang spel kon worden.
In de herfst van 1249 CE, lag al-Salih op sterven in zijn kamp te Mansourah (al-Mansura) aan de Nijldelta, waarschijnlijk aan tuberculose. De mensen van Cairo waren in paniek door de dubbele klap van het verlies van Damietta en nu mogelijk hun leider. Misschien zou Lodewijk op dit moment, als hij het hart van de vijand zou treffen, de totale overwinning kunnen behalen. De Franse koning wachtte echter nog steeds op een belangrijke troepenmacht van zijn broer Alfons, die pas in oktober in Egypte aankwam. De jaarlijkse overstroming van de Nijl was nu tenminste aan het afnemen, zodat de weg naar Cairo open lag. Tegen het advies van de meeste van zijn edelen in om de winter in het veilige Damietta door te brengen, vertrok Lodewijk op 20 november 1249 naar Caïro.
Mansourah & Nederlaag
De kruisvaarders vorderden tergend langzaam langs de Nijl, de meeste troepen marcheerden langs de oevers en de schepen die konden, met een enorme hoeveelheid voorraden en uitrusting, volgden langszij, vechtend tegen de wind in. Op dit punt, eind november 1249 n.C., stierf al-Salih, bezwijkend aan zijn ziekte. De officieren van de Bahris, onder leiding van hun commandant Fakhr al-Din, stapten vervolgens in om de oorlog tegen de kruisvaarders soepel voort te zetten.
Steun onze Non-Profit Organization
Met uw hulp creëren we gratis inhoud die miljoenen mensen helpt geschiedenis te leren, over de hele wereld.
Word Lid
Advertentie
Na 32 dagen bivakkeerde het kruisvaardersleger tegenover het moslimkamp bij Mansourah, zelf beschermd door een zijtak van de rivier en versterkingen. Beide kampen gebruikten nu hun enorme katapultmachines om elkaar met artillerievuur te bestoken. Zes weken van vluchten en niet aflatende bombardementen volgden. Er was een patstelling bereikt. Lodewijk kreeg een sprankje hoop van enkele overlopers uit de moslimwereld die hem vertelden dat het vijandelijke kamp van achteren benaderd kon worden door een doorwaadbare plaats stroomafwaarts over te steken.
Op 8 februari 1250 na Chr. sloeg de Franse koning zijn slag en een grote troepenmacht van ridders verzamelde zich op de plek aan de rivier die de informanten hadden aangewezen. Hoewel ze moesten afstijgen en hun paarden naar de overkant moesten laten zwemmen, haalde een voorhoede van ridders de overkant. Hun leider, Robert van Artois, nam toen de domme beslissing om onmiddellijk het vijandelijke kamp aan te vallen voordat de rest van de ridders achter hem de rivier waren overgestoken. Hoewel Fakhr al-Din bij de eerste aanval werd gedood, bleek de onbezonnen beslissing van Robert om het vluchtende moslimleger te achtervolgen toen het op weg was naar de stad Mansourah, zijn tweede en laatste fout. Eenmaal in de stad werden de ridders van Robert ingesloten en, gescheiden door de smalle straten, afgeslacht. Het moslimleger, na de eerste schok weer bijeengekomen, zette vervolgens een tegenaanval in op Lodewijk en zijn troepen ridders die juist de rivier bij de doorwaadbare plaats waren overgestoken.
Advertentie
In de chaotische en bloedige strijd die volgde, Lodewijk wist maar net stand te houden tot er aan het eind van de dag versterkingen vanuit het hoofdkamp van de kruisvaarders aankwamen. Het Ayyubidische leger trok zich terug in de veiligheid van Mansourah, maar bleef grotendeels intact. Bovendien was eind februari de nieuwe sultan en zoon van al-Salih, al-Mu’azzam Turan Shah, in Mansourah aangekomen, samen met voorraden en versterkingen die van levensbelang waren. De kruisvaarders daarentegen hadden geen middelen om zich te bevoorraden nu hun kamp was afgesneden van Damietta door een vloot van moslimschepen, en weldra heersten in hun kamp hongersnood en ziekten. Tenslotte, op 5 april 1250 gaf Lodewijk het bevel zich terug te trekken. Het westelijke leger, sterk gereduceerd door ziekte, honger en voortdurende aanvallen van het Ayyubidische leger, werd in twee dagen vrijwel weggevaagd als een effectieve strijdmacht. De overgebleven kruisvaarders, nog maar halverwege Damietta, gaven zich over, en de Franse koning, zelf ernstig ziek door dysenterie, werd gevangen genomen. Lodewijk werd op 6 mei vrijgelaten, maar pas na betaling van een groot losgeld voor hem persoonlijk, een losgeld van 400.000 livres tournoi voor wat overbleef van zijn gevangengenomen leger, en de overgave van het door christenen bezette Damietta.
Louis Stays On
Nadat hij bevrijd was van zijn moslim ontvoerders, vluchtte Lodewijk, tot zijn eer, niet in schande naar huis, maar bleef nog vier jaar in het Midden-Oosten. Gedurende die tijd zag hij toe op de herversterking van zijn basis in Akko, evenals op de bolwerken Sidon, Jaffe en Caesarea. Lodewijk creëerde ook een nieuw, innovatief leger van 100 ridders en een compagnie kruisboogschutters. In tegenstelling tot eerdere ridders, die in bepaalde strategische steden of kastelen werden gelegerd, werd deze strijdmacht ingezet waar zij het meest nodig was om de Latijnse belangen in het Midden-Oosten te beschermen.
De kruistocht was weliswaar een complete militaire flop, maar droeg wel bij tot de val van de Ayyubidische dynastie in Egypte in mei 1250 CE, toen zij door de Mamluks werden verdreven. De machtswisseling vond plaats toen de groep Mamlukse officieren Turan Shah vermoordde. Er volgden tien jaren van bittere factiegevechten tussen de Ayyubidische edelen en de militaire generaals, totdat de Mamluks zich uiteindelijk opwierpen als de nieuwe heren van de voormalige Ayyubidische gebieden, hoewel Aleppo en Damascus onder controle van de Ayyubidische prinsen bleven.
Nadelen
Voorzichtig geschat heeft de Zevende Kruistocht Lodewijk IX maar liefst 1,5 miljoen livres tournoi gekost, ongeveer zes maal zijn jaarinkomen als koning van Frankrijk. Ondanks de materiële kosten en de fysieke gevaren zou Lodewijk IX aan het andere eind van zijn lange regeerperiode weer in Kruisvaardersactie komen, toen hij de Achtste Kruistocht van 1270 CE leidde. Deze viel ook moslimsteden in Noord-Afrika en Egypte aan, maar was eveneens zonder succes. Lodewijk stierf tijdens die kruistocht, in Tunis op 25 augustus 1270 CE, en hij werd later heilig verklaard voor zijn kruistocht inspanningen.
In 1258 CE veroverden de Mongolen Bagdad, de zetel van het Abbasidisch Kalifaat, en twee jaar later, ook Aleppo en Damascus. Zij werden vervolgens verslagen door de Mammelukken in de slag bij Ain Jalut in 1260 CE. In hetzelfde jaar werd de Mamluk leider Baibars (Baybars) de Sultan van Egypte, en hij breidde zijn grondgebied in het Midden-Oosten uit gedurende de jaren 1260 CE.
De Zevende Kruistocht was dus in feite de laatste kruistocht op grote schaal in de Levant, en ondanks al het geld dat werd uitgegeven en de fraaie wapens en harnassen die werden tentoongesteld, was het het gebruikelijke droevige verhaal van militaire lessen die niet waren geleerd, een cruciaal gebrek aan geschikt materiaal voor het plaatselijke terrein, en een hopeloos naïeve verwachting dat, met God aan hun kant, dergelijke tekortkomingen zouden worden overwonnen en de christenen de overwinning over de ongelovigen zouden brengen.